ECLI:NL:RVS:2006:AZ5184

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605393/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kosten in rekening gebracht door de Inspectie Verkeer en Waterstaat voor vluchtuitvoering en erkenning als opleidingsinstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschappen Heli Holland Airservice B.V. en Heli Holland Technics B.V., beide gevestigd te Emmer Compascuum, tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 30 mei 2006. De appellanten hebben kosten in rekening gebracht gekregen door de Inspectie Verkeer en Waterstaat van het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor vluchtuitvoering, erkenning en kwalificatie als opleidingsinstelling. De besluiten waartegen zij in beroep gingen, dateren van 25 juli 2003 tot 17 maart 2004. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft op 6 juli 2004 de bezwaren van appellanten gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, wat hen ertoe heeft aangezet om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 23 november 2006, waarbij de appellanten werden vertegenwoordigd door hun directeur en twee advocaten. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door een ambtenaar van het ministerie. De Raad overweegt dat volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaar- of beroepschrift ondertekend moet zijn en een omschrijving van het besluit moet bevatten. De rechtbank had geoordeeld dat appellanten niet tijdig beroep hadden ingesteld tegen de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/04.520233, omdat zij deze pas na de beroepstermijn hadden ingediend. De Raad van State bevestigt deze conclusie en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200605393/1.
Datum uitspraak: 27 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid "Heli Holland Airservice B.V. en Heli Holland Technics Bv", beide gevestigd te Emmer Compascuum, gemeente Emmen,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1443 van de rechtbank Assen van 30 mei 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 25 juli 2003, 9 oktober 2003, 10 oktober 2003, 12 november 2003, 23 december 2003 en 17 maart 2004 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat van het ministerie van Verkeer en Waterstaat aan appellanten kosten in rekening gebracht voor vluchtuitvoering, erkenning en kwalificatie als opleidingsinstelling.
Bij besluit van 6 juli 2004 met kenmerk DL/S&B/04.520233 heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Staatsecretaris) de door appellanten daartegen gemaakte bezwaren gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 mei 2006, verzonden op 9 juni 2006, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 19 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 31 augustus 2006 heeft de Staatssecretaris van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door [directeur] van appellante, bijgestaan door mr. R. Klarus en mr. P. van Rossum, beiden advocaat te Emmen, en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Rozenbrand, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt een bezwaar- of beroepschrift ondertekend en bevat dit ten minste een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht.
Ingevolge het tweede lid wordt bij het beroepschrift zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
2.2.    De Staatsecretaris heeft op 6 juli 2004 twee beslissingen op bezwaar genomen: een beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/03.520177 en een beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/04.520233. De rechtbank heeft overwogen dat appellanten bij het pro-forma beroepschrift van 11 augustus 2004 slechts een kopie van de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/03.520177 hebben gevoegd. Zij heeft voorts overwogen dat appellanten pas bij de aanvulling van gronden bij brief van 10 september 2004, derhalve buiten de beroepstermijn, mede beroep hebben ingesteld tegen de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B04.520233, waarvan zij bij die gelegenheid pas een kopie hebben bijgevoegd. Om deze reden heeft de rechtbank het hiertegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.    Appellanten betogen dat de rechtbank hun beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij stellen daartoe dat zij bij het pro-forma beroepschrift niet alleen de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/03.520177, maar ook de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/04.520233 hebben gevoegd. Daarbij betogen appellanten dat zij de facturen, de bezwaren, de twee beslissingen op bezwaar en het beroep bij de bestuursrechter als één procedure beschouwden. Appellanten stellen tevens dat een reden dat de beslissing op bezwaar met het kenmerk DL/S&B/04.520233 niet bij pro-forma beroepschrift aanwezig was, erin kan zijn gelegen dat de rechtbank deze beslissing op bezwaar abusievelijk als kopie heeft aangezien van de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/03.520177 en uit het dossier heeft verwijderd.
2.4.    De stelling dat beide beslissingen op bezwaar vrijwel identiek zijn kan er niet toe leiden dat aannemelijk is geworden dat de rechtbank de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/04.520233 heeft aangezien als kopie en om deze reden uit het dossier heeft verwijderd. Dat appellanten beide besluiten zouden hebben bijgevoegd is niet aannemelijk geworden. In het beroepschrift op nader aan te voeren gronden stellen zij slechts beroep in tegen het besluit van de Staatssecretaris van 6 juli 2004 en geven zij daarbij aan dat een kopie van genoemd besluit wordt overgelegd als productie. Enige verwijzing naar een ander besluit van dezelfde datum ontbreekt, zodat niet kan worden geoordeeld dat de rechtbank gehouden was appellanten in de gelegenheid te stellen dit andere besluit alsnog over te leggen. De Afdeling deelt dan ook de conclusie van de rechtbank dat het beroep van appellanten enkel was gericht tegen de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/03.520177 en dat het op 10 september 2004 ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar met kenmerk DL/S&B/04.520233 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Niet gesteld of gebleken is dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Haverkamp
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2006
306-538.