200608810/1.
Datum uitspraak: 22 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Epe,
verweerder.
Bij besluit van 15 november 2006 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege het niet aanleveren van aanvullende gegevens ten behoeve van een ontvankelijke aanvraag om een revisievergunning.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 6 december 2006, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 december 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.A. Robbers, advocaat te Apeldoorn, [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door M. Steenbergen en H. de Vries, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Verzoekster betoogt dat verweerder ten onrechte een last onder dwangsom heeft opgelegd om aanvullende gegevens ten aanzien van een door haar ingediende vergunningaanvraag te verkrijgen.
2.1.1. Verweerder stelt dat verzoekster heeft gehandeld in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer door niet de door verweerder gevraagde aanvullende gegevens te verstrekken om tot een ontvankelijke aanvraag om een revisievergunning te komen.
2.1.2. Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Ingevolge het tweede lid strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer is het verboden zonder daartoe verleende vergunning een inrichting te veranderen of de werking daarvan te veranderen.
2.1.3. De Voorzitter overweegt dat - gelet op het bepaalde in artikel 5:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht - een last onder dwangsom moet strekken tot, kort samengevat, het ongedaan maken van een overtreding.
Artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer verbiedt het veranderen van (de werking van) een inrichting zonder vergunning. De door verweerder opgelegde last onder dwangsom is gericht op het aanleveren van gegevens om tot een ontvankelijke vergunningaanvraag te komen en strekt daarmee niet tot het ongedaan maken van een overtreding.
2.2. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Epe van 15 november 2006, kenmerk 2006-15089;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Epe tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 677,07 (zegge: zeshonderdzevenenzeventig euro en zeven cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Epe aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Epe aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2006