ECLI:NL:RVS:2006:AZ5187

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608709/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring werkplan ontgronding en inrichting groeve Sigrano te Heerlen

Op 22 december 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het werkplan 2006-2007 voor de ontgronding en inrichting van de groeve Sigrano te Heerlen. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Limburg, had op 31 maart 2006 goedkeuring verleend aan dit werkplan. Tegen deze goedkeuring hebben drie stichtingen, te weten de 'Stichting Behoud Brunssummerheide', de 'Vereniging Milieudefensie' en de 'Stichting Dassenwerkgroep Limburg', bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 14 december 2006 behandeld, waarbij de verzoeksters en verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De verzoeksters stelden dat de goedkeuring van het werkplan onterecht was, omdat de activiteiten zouden leiden tot aantasting van de grondwaterafhankelijke natuurwaarden binnen de Brunssummerheide. Ze voerden aan dat er gebreken waren in de onderzoeken die ten grondslag lagen aan het besluit van 31 maart 2006. De Voorzitter oordeelde echter dat de verzoeksters niet aannemelijk hadden gemaakt dat de rapporten van Royal Haskoning en Groen-planning Maastricht B.V. zodanige gebreken vertoonden dat verweerder zich hierop niet had mogen baseren.

De Voorzitter concludeerde dat de adviescommissie bezwaarschriften geen uitspraak had gedaan over de kwaliteit van de rapporten en dat het instellen van een onafhankelijk onderzoek door TNO niet voldoende grondslag bood om aan de kwaliteit van de rapporten te twijfelen. De Voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de goedkeuring van het werkplan niet had kunnen plaatsvinden. De beslissing werd genomen met inachtneming van de betrokken belangen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200608709/1.
Datum uitspraak: 22 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting Behoud Brunssummerheide", gevestigd te Landgraaf, de vereniging "Vereniging Milieudefensie", gevestigd te Amsterdam, en de stichting "Stichting Dassenwerkgroep Limburg", gevestigd te Margraten,
verzoeksters,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2006 heeft verweerder goedkeuring verleend aan het werkplan 2006-2007 voor de ontgronding en inrichting van de groeve Sigrano te Heerlen.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bezwaar gemaakt.
Bij brief van 17 mei 2006 hebben verzoeksters de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft dit verzoek bij uitspraak van 17 juli 2006, no.
200603665/1, afgewezen.
Bij brief van 27 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2006, hebben verzoeksters de Voorzitter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 december 2006, waar verzoeksters, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.G.L. Soons, H.J.A. Kitzen, R. Bruinen, J.C.M. Geraedts en ir. J.L. van der Veer, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord de besloten vennootschap Sigrano Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, en [gemachtigden].
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 7 september 1999 heeft verweerder een vergunning verleend aan Sigrano Nederland B.V. voor het ontgronden van terreinen in de gemeenten Landgraaf en Heerlen, grenzend aan de Brunssummerheide. Bij besluit van 10 april 2001 heeft verweerder een gewijzigde ontgrondingsvergunning afgegeven. Ingevolge voorschrift 4.7 van de vergunning dient de ontgronding te worden uitgevoerd conform het door verweerder goed te keuren werkplan. Ingevolge voorschrift 6.3. van de vergunning dient het werkplan jaarlijks te worden bijgesteld door middel van een door de vergunninghoudster in te dienen gedetailleerd werkplan.
Bij besluit van 31 maart 2006 heeft verweerder goedkeuring verleend aan het werkplan 2006-2007.
2.2.    Verzoeksters stellen dat verweerder het werkplan 2006-2007 ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij betogen dat de daarbij toegestane activiteiten onder meer zullen leiden tot aantasting van de grondwaterafhankelijke natuurwaarden binnen de Brunssummerheide.
2.3.    Op 17 mei 2006 hebben verzoeksters verzocht een voorlopige voorziening te treffen, omdat er volgens verzoeksters gebreken kleven aan de onderzoeken van Royal Haskoning van 15 februari 2006 en Groen-planning Maastricht B.V. van 16 februari 2006, welke ten grondslag liggen aan het besluit van 31 maart 2006. Dit verzoek is bij uitspraak van 17 juli 2006, no.
200603665/1, afgewezen, omdat verzoeksters niet aannemelijk hadden gemaakt dat de voornoemde onderzoeken zodanige gebreken vertonen dat verweerder zich hierop bij het nemen van het besluit niet had mogen baseren.
2.4.    Verzoeksters stellen in de onderhavige procedure dat er nieuwe gegevens voorhanden zijn waaruit blijkt dat de rapporten wel dusdanige gebreken vertonen dat verweerder zich hierop bij het nemen van het besluit van 31 maart 2006 niet had mogen baseren. Verzoeksters voeren hiertoe het volgende aan. Naar aanleiding van het bezwaarschrift van verzoeksters tegen het besluit tot goedkeuring van het werkplan 2006-2007 heeft de adviescommissie bezwaarschriften van de provincie Limburg besloten tot het instellen van een onafhankelijk onderzoek door TNO. Verzoeksters stellen dat hieruit kan worden afgeleid dat de adviescommissie gerede twijfels heeft bij het onderzoek van Royal Haskoning van 15 februari 2006.
Tevens heeft er op 22 september 2006 onder leiding van de provincie Limburg een overleg plaatsgevonden tussen deskundigen op het gebied van eco-hydrologie van de Vereniging Natuurmonumenten, de gemeente Heerlen, de gemeente Landgraaf, provincie Limburg, Royal Haskoning en de Stichting Brunssummerheide. Onderwerp van dit gesprek was het rapport van Royal Haskoning en de daarop ingebrachte kritiek. Verzoeksters stellen dat er onder de deskundigen twijfel bestond over de juistheid van het rapport.
Ten slotte zien verzoeksters in het nieuwe rapport "Passende beoordeling zandwinning Sigranohoeve" van 8 november 2006 van Royal Haskoning aanleiding om te concluderen dat het vorige rapport onjuist was.
2.5.    Verweerder stelt dat de adviescommissie bezwaarschriften geen enkele uitspraak heeft gedaan over de kwaliteit van de rapporten van Groen-planning Maastricht B.V. en Royal Haskoning. Aangezien de leden van de adviescommissie niet beschikken over deskundige kennis op het gebied van hydrologie en ecologie heeft de commissie er in het kader van de zorgvuldigheid voor gekozen externe deskundigen te raadplegen.
Het deskundigenoverleg van 22 september 2006 was een informeel overleg tussen hydrologen met de bedoeling om toekomstgericht te kijken naar de Sigrano-groeve en de hydrologische situatie. Het verslag van het gesprek zoals dit door verzoeksters is uitgebracht, wordt niet onderschreven door verweerder en andere aanwezigen bij het gesprek. Verweerder heeft derhalve een eigen verslag opgesteld.
In het rapport "Passende beoordeling zandwinning Sigranohoeve" worden aandachtspunten die uit het overleg zijn gekomen nader onderzocht in het kader van de Natuurbeschermingswet-vergunning voor nog uit te voeren ontgrondingen vanaf 1 februari 2007. De passende beoordeling bevestigt de eerdere conclusies in de rapporten van Royal Haskoning, aldus verweerder.
2.6.    Voorafgaand aan het besluit van verweerder is door Royal Haskoning een onderzoek uitgevoerd naar de grondwatereffecten ten gevolge van de vergunde ontgraving op de omgeving en in het bijzonder op de hydrologisch gevoelige vegetatie. Het betreft het onderzoek "Integraal onderzoek grondwater en ecologie Sigranogroeve Heerlen" van 15 februari 2006.
Volgens dit onderzoek zijn voor geen van de onderzochte scenario's, waaronder het worst-case scenario dat het gehele concessiegebied tegelijk wordt afgegraven, significante negatieve ecologische effecten te verwachten op de grondwaterafhankelijke natuurwaarden binnen de Brunssummerheide.
Groen-planning Maastricht B.V. heeft voorafgaand aan het besluit de in het vergunde ontgrondingsgebied en de daaromheen liggende gronden, waaronder de Brunssummerheide, aanwezige natuurwaarden geïnventariseerd en onderzocht wat de effecten zijn van de ontgronding op deze natuurwaarden. Het betreft het onderzoek "Interne en externe effecten op natuurwaarden Groeve Sigrano" van 16 februari 2006. Uit dit onderzoek volgt dat bij de ontgronding geen effecten optreden op de droge natuurwaarden.
2.7.    De Voorzitter is van oordeel dat aan het onderzoek dat wordt ingesteld op verzoek van de adviescommissie bezwaarschriften niet de betekenis kan worden toegekend die verzoeksters daaraan toekennen. Er is door de adviescommissie geen uitspraak gedaan over de kwaliteit van het rapport van Royal Haskoning. Het instellen van een onderzoek biedt onvoldoende grondslag om aan te nemen dat aan de kwaliteit van het rapport getwijfeld moet worden.
Het overleg van 22 september 2006 heeft niet plaatsgevonden ter voorbereiding van enige beslissing. Bovendien lopen de verslagen van verzoeksters en verweerder inhoudelijk sterk uiteen. De conclusies die door partijen zijn getrokken zijn niet onverkort van toepassing op de onderhavige procedure.
Het rapport "Passende beoordeling zandwinning Sigranohoeve" van 8 november 2006 is met name opgesteld ter voorbereiding van de nog te nemen beslissing op de aanvraag om een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met verdere ontgravingen na 1 februari 2007. Nu de conclusies van het rapport overeenstemmen met de eerdere onderzoeken, kan daaruit niet worden afgeleid dat de voorgaande rapporten onjuiste informatie bevatten.
Verzoeksters hebben derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de onderzoeken waarop het bestreden besluit is gebaseerd zodanige gebreken vertonen dat verweerder zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet had mogen baseren. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter in hetgeen verzoeksters hebben aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het werkplan niet heeft kunnen goedkeuren.
2.8.    Gezien het vorenstaande en in aanmerking genomen de betrokken belangen, acht de Voorzitter geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren      w.g. Soede
Voorzitter        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2006
270-521.