200602185/1.
Datum uitspraak: 27 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1579 van de rechtbank Roermond van 9 februari 2006 in het geding tussen:
de gemeenteraad van Ambt Montfort.
Bij besluit van 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Ambt Montfort (hierna: de gemeenteraad) geweigerd een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) te nemen ten aanzien van het perceel van appellant, kadastraal bekend als sectie […], no.[…], aan de [locatie] te [plaats], gemeente Ambt Montfort (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 oktober 2003 heeft de gemeenteraad het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2004 heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2005, no.
200406759/1, heeft de Afdeling het daartegen door appellant ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen.
Bij uitspraak van 9 februari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 mei 2006 heeft appellant een nader stuk ingediend.
Bij brief van 22 mei 2006 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
Bij brief van 16 juni 2006 heeft de gemeenteraad een nader stuk ingediend.
Bij brief van 15 augustus 2006 heeft appellant een nadere reactie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant en de gemeenteraad. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2006, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. S.A.R. Lely, advocaat te Maastricht, is verschenen. Appellant is met bericht van verhindering niet verschenen.
2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren te verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Hij voert daartoe aan dat de door de gemeenteraad in het primaire besluit onder het derde en vierde gedachtestreepje gehanteerde motivering het bestreden besluit niet kan dragen en dat bij hem het in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat een voorbereidingsbesluit zou worden genomen.
2.2. De door appellant gewenste ontwikkeling kan niet worden verwezenlijkt zonder vrijstelling te verlenen van het ten tijde van het bestreden besluit vigerende bestemmingsplan
"Buitengebied St. Odiliënberg", welk plan niet binnen de in artikel 33, eerste lid, van de WRO gestelde termijn van 10 jaar is herzien en waarvoor geen vrijstelling krachtens het tweede lid is verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, vierde lid, van de WRO wordt vrijstelling krachtens het eerste lid niet verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor het bestemmingsplan niet tijdig overeenkomstig artikel 33, eerste lid, is herzien of geen vrijstelling van die herzieningsplicht is verleend, tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp van een herziening ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid.
2.4. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen komt de gemeenteraad, bij de beslissing op een verzoek om een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de WRO te nemen, een grote mate van beleidsvrijheid toe.
2.5. Anders dan appellant, is de Afdeling, met de rechtbank, van oordeel dat de door de gemeenteraad in het primaire besluit onder het derde en vierde gedachtestreepje gehanteerde motivering het bestreden besluit kan dragen. Hoewel deze motivering summier en algemeen geformuleerd is, heeft de gemeenteraad deze motivering in zijn vergadering van 23 oktober 2003 toegespitst op de door appellant gewenste ontwikkeling. De Afdeling acht deze motivering - met de rechtbank - toereikend, in aanmerking genomen ook dat de gemeenteraad ter zitting van de Afdeling aan de hand van een bestemmingsplankaart heeft toegelicht dat de hiervoor bedoelde ontwikkeling leidt tot een aantasting van de landschappelijke natuur- en milieuwaarden van het Roerdal in het Leropperveld en tot een ontsiering van het landschap van het hiervoor bedoelde dal.
2.6. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat de gemeenteraad bij appellant niet het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat wel een voorbereidingsbesluit zou worden genomen. De gemeenteraad is niet gebonden aan de verwachtingen die appellant heeft ontleend aan de bereidheid van het college van burgemeester en wethouders van Ambt Montfort destijds om medewerking te verlenen aan de door appellant gewenste ontwikkeling. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen heeft de gemeenteraad een zelfstandige bevoegdheid inzake het nemen van een voorbereidingsbesluit.
2.7. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de gemeenteraad in redelijkheid heeft kunnen weigeren te verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Het betoog faalt dan ook.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2006