200602264/1.
Datum uitspraak: 27 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Schiedam,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/2910 van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam.
Bij besluit van 6 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (hierna: het college) geweigerd appellante reguliere bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van een tuinbouwkas op het perceel aan de [locatie] te Schiedam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 6 juni 2005 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2006, verzonden op 15 februari 2006, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 24 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 april 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 mei 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. N.J. van der Giessen, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Wessels, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in het gedeeltelijk veranderen (het vervangen van het dak, het plaatsen van vijf deuren in de gevel en het plaatsen van tussenwanden) van de tuinbouwkas op het perceel.
2.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, voor zover thans van belang, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Indien geen vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan waaraan getoetst moet worden, vormt deze bepaling een dwingende grond voor weigering van de bouwvergunning.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan
"Plan van uitbreiding gemeente Schiedam plan in hoofdzaak" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Gronden, bestemd voor bebouwing ten dienste van weide en/of tuinbouwbedrijf".
2.3. Ter zitting heeft appellante hetgeen zij in het hoger beroepschrift naar voren heeft gebracht omtrent strijdigheid met het bestemmingsplan, ingetrokken.
2.4. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bouwvergunning had moeten verlenen, omdat het jarenlang heeft gedoogd dat de kas werd gebruikt ten behoeve van de opslag van caravans.
2.4.1. Dit betoog leidt niet tot het daarmee beoogde doel. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college het bouwplan terecht in strijd heeft geacht met het bestemmingsplan. Gelet op het limitatieve en imperatieve karakter van artikel 44 van de Woningwet is de door appellante genoemde omstandigheid dat het college de opslag van caravans sinds 1972 heeft gedoogd, wat daar verder van zij, geen reden om bouwvergunning te verlenen in strijd met het bestemmingsplan. De hiervoor bedoelde omstandigheid behoefde voor het college ook geen aanleiding te zijn om ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen ten behoeve van de bouw, gelet op het voorontwerpbestemmingsplan "Polderwetering 2005" waarin het perceel een recreatieve groenbestemming heeft. Of de hiervoor bedoelde omstandigheid aan handhavend optreden tegen de opslag van caravans in de weg zou kunnen staan, valt buiten de omvang van het geding.
2.5. Het betoog van appellante dat het vervangen van het dak reeds is vergund in de door haar bedoelde bouwvergunning van 1972 leidt niet tot het daarmee beoogde doel, gelet op de omstandigheid dat het vervangen van het dak onderdeel is van de bouwaanvraag.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2006