ECLI:NL:RVS:2006:AZ5484
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Lubberdink
- E.E. van der Vlis
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning Zederik
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 december 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door verzoekers, wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht van 12 juni 2006. Dit betrof een geschil over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zederik om aan [verzoeker a] een bouwvergunning te verlenen voor het uitbreiden van zijn woning op het perceel [locatie] te [plaats].
Het college had op 30 januari 2004 een bouwvergunning geweigerd, maar op 3 mei 2006 het bezwaar van verzoekers gegrond verklaard en alsnog een bouwvergunning verleend. De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht had echter het besluit van 3 mei 2006 vernietigd, waarop verzoekers hoger beroep instelden bij de Raad van State. In hun verzoek om voorlopige voorziening stelden verzoekers dat zij spoedeisend belang hadden bij het verkrijgen van de bouwvergunning, onder andere vanwege een mogelijke verdere gezinsuitbreiding.
De Voorzitter overwoog dat de enkele mogelijkheid van gezinsuitbreiding geen spoedeisend belang opleverde dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De argumenten van verzoekers, dat de waarde van hun woning zou stijgen indien zij een bouwvergunning zouden verkrijgen, waren niet gericht op het verkrijgen van een voorlopige voorziening, maar op een spoedige uitspraak in de hoofdzaak. De Voorzitter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.