ECLI:NL:RVS:2006:BA1822

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607078/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • E.J.J.M. van Tielraden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep inzake verblijfsvergunningen voor vreemdelingen

In deze zaak heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, die op 17 augustus 2006 de aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had afgewezen. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdelingen gegrond en vernietigde de besluiten van de minister, waarbij deze werd opgedragen om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen. De minister verzocht de Raad van State om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen nieuwe beslissingen op de bezwaarschriften hoeft te nemen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, T.M.A. Claessens, heeft op 9 oktober 2006 beslist dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen. De Voorzitter oordeelde dat niet valt uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven, en dat er geen bijzondere belangen zijn die nopen tot het opvolgen van de eerdere uitspraak voordat op het hoger beroep is beslist. De beslissing houdt in dat de minister geen nieuwe beslissingen hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De uitspraak benadrukt het belang van het afwachten van de definitieve uitspraak in hoger beroep, vooral in zaken die betrekking hebben op verblijfsvergunningen, waar de belangen van de betrokken vreemdelingen op het spel staan. De Raad van State heeft hiermee een belangrijke rol in het waarborgen van rechtsbescherming voor vreemdelingen die in Nederland verblijfsvergunningen aanvragen.

Uitspraak

200607078/2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2006
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/4719 en 06/4728 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 17 augustus 2006 in de gedingen tussen:
[vreemdeling 1]. en [vreemdeling 2],
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 23 september 2004 heeft verzoeker (hierna: de minister) aanvragen van [vreemdeling 1]. en [vreemdeling 2] (hierna: de vreemdelingen) om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 16 januari 2006 heeft de minister de daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 augustus 2006, verzonden op 30 augustus 2006, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister binnen een termijn van zes weken nieuwe besluiten neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 september 2006, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de minister de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 2 oktober 2006 hebben de vreemdelingen een reactie ingediend.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de minister in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven.
2.2. Niet valt op voorhand uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. De uitspraak op dat hoger beroep zal op korte termijn worden gedaan. Onder die omstandigheden en nu niet is gebleken van bijzondere belangen die er in dit geval toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie geen nieuwe beslissingen op de bezwaarschriften hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens
Voorzitter w.g. Van Tielraden
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2006
156-479.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak