ECLI:NL:RVS:2007:AZ5841

Raad van State

Datum uitspraak
2 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608472/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • E.E. van der Vlis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor bewoning bijgebouw

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 januari 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Verzoekster, wonend te [woonplaats], had een last onder dwangsom opgelegd gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode. Dit besluit, dat op 12 april 2005 was genomen, verplichtte verzoekster om de bewoning van een bijgebouw achter haar woning te staken. Het college stelde dat de bewoning in strijd was met de bestemmingsplannen, die 'Woondoeleinden' voor het perceel voorschrijven. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 4 oktober 2005. Vervolgens heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 oktober 2006 het beroep van verzoekster tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 20 december 2006 de zaak behandeld. In de overwegingen werd gekeken naar de belangen van het college bij handhaving van de regelgeving versus de belangen van verzoekster, die al sinds 1986 het bijgebouw bewoonde. De Voorzitter concludeerde dat de spoedeisendheid van de handhaving niet zodanig was dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kon worden afgewacht. Daarom werd besloten om de last onder dwangsom te schorsen en het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 674,10 bedroegen, inclusief een vergoeding voor rechtsbijstand. Tevens werd het griffierecht van € 211,00 aan verzoekster vergoed.

Uitspraak

200608472/2.
Datum uitspraak: 2 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/3725 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 30 oktober 2006 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: het college) aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd tot het staken van de bewoning van het bijgebouw achter de woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 4 oktober 2005 heeft het college, voor zover thans van belang, het door verzoekster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 oktober 2006, verzonden op 7 november 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door verzoekster daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 23 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 23 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 december 2006, waar verzoekster, in persoon en bijgestaan door mr. C.A.M.J. de Wit, advocaat te Uden, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Els, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1997" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden". Het bijgebouw dat door verzoekster wordt bewoond is gesitueerd in het deelvlak "achtertuin". Aan de last onder dwangsom is ten grondslag gelegd dat verzoekster in strijd met artikel 22a van de planvoorschriften het bijgebouw gebruikt ten behoeve van bewoning. Tussen partijen is niet in geschil dat het bijgebouw in elk geval sinds 1986 door verzoekster wordt bewoond.
2.2.    Na afweging van het belang van het college bij handhaving van de toepasselijke regelgeving tegen het belang van verzoekster, mede gelet op de reeds verstreken periode sinds verzoekster het bijgebouw gebruikt voor bewoning, valt niet in te zien dat de uitvoering van de thans in geding zijnde last zodanig spoedeisend is, dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Gelet hierop, en in aanmerking nemend dat niet is gebleken van belangen van derden die zich daartegen verzetten, bestaat aanleiding voor het treffen van de na te melden voorlopige voorziening.
2.3.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode van 4 oktober 2005, kenmerk 05/2877, alsmede het besluit van 12 april 2005, kenmerk OA2005.008;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 674,10 (zegge: zeshonderdvierenzeventig euro en tien cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Sint-Oedenrode aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Sint-Oedenrode aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 211,00 (zegge: tweehonderdelf euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van der Vlis, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink            w.g. Van der Vlis
Voorzitter         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2007
430