ECLI:NL:RVS:2007:AZ5849

Raad van State

Datum uitspraak
10 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602643/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bouwvergunning voor ondergrondse afvalcontainers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 27 februari 2006 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel, dat op 9 september 2002 een vergunning verleende voor het bouwen van ondergrondse afvalcontainers in afwijking van een eerdere bouwvergunning. De vergunning betrof de plaatsing van 177 ondergrondse afvalcontainers in een specifiek gebied in Amsterdam. Appellant stelde dat hij de termijn voor het indienen van bezwaar had overschreden, maar dat deze overschrijding verschoonbaar was omdat hij niet had kunnen afleiden dat er afvalcontainers aan de Amstelveenseweg geplaatst zouden worden.

De Raad van State oordeelde dat de vergunning op dezelfde dag aan de vergunninghouder was verzonden, waardoor appellant tot en met 21 oktober 2002 de tijd had om bezwaar te maken. Aangezien appellant pas op 6 februari 2004 bezwaar maakte, was hij te laat. De Raad van State concludeerde dat appellant in verzuim was geweest en dat het dagelijks bestuur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank had dit oordeel terecht bevestigd.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 10 januari 2007.

Uitspraak

200602643/1.
Datum uitspraak: 10 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/4384 van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuider Amstel te Amsterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 september 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel (hierna:het dagelijks bestuur) aan het Stadsdeel ZuiderAmstel, Sector Beheer, vergunning verleend voor het bouwen in afwijking van de bij besluit van 30 oktober 1999 verleende bouwvergunning voor het plaatsen van 173 ondergrondse afvalcontainers met inwerpvoorziening (fase III) in het gebied begrensd door de De Boelelaan, de Buitenveldertselaan, de zuidelijke gemeentegrens, de Amstelveenseweg, de Van Nijenrodeweg, de Jachthavenweg en het Jollenpad, waarbij de afwijking bestaat uit het wijzigen van de situering van een gedeelte van de ondergrondse afvalcontainers en het vergroten van het aantal tot 177.
Bij besluit van 22 juni 2004, verzonden op 1 juli 2004, heeft het dagelijks bestuur het door appellant hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 februari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 april 2006, per fax bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 13 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2006, waar appellant in persoon en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. C.J. Kruissink en ir. R. van Gelder, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest.
2.2.    De bij besluit van 9 september 2002 verleende vergunning is op dezelfde dag aan de vergunninghouder verzonden, zodat appellant tot en met 21 oktober 2002 een bezwaarschrift bij het dagelijks bestuur kon indienen. Appellant heeft, door dit bezwaarschrift op 6 februari 2004 in te dienen, deze termijn niet in acht genomen.
2.3.    Appellant, bewoner van het pand [locatie], betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hij voert hiertoe aan dat hij uit de publicatie van de vergunning mocht afleiden dat aan de Amstelveenseweg geen afvalcontainers zouden worden geplaatst, nu de Amstelveenseweg slechts als begrenzing werd genoemd van het gebied waar de afvalcontainers zouden worden geplaatst. Eerst bij de plaatsing van deze afvalcontainers, na afloop van de in artikel 6:7 van de Awb bedoelde termijn, werd hem duidelijk dat dit wel het geval was en heeft hij bezwaar gemaakt.
2.4.    Dit betoog faalt. In de bouwvergunning van 9 september 2002, alsmede in de publicatie daarvan in de rubriek "Weekmedia" in het huis aan huis bezorgde "Amsterdamse Stadsblad" van 18 september 2002, is vermeld dat het gebied waar de afvalcontainers zijn geplaatst wordt begrensd respectievelijk omsloten door, voor zover thans van belang, de Amstelveenseweg. Uit deze omschrijvingen heeft appellant niet mogen afleiden dat aan de Amstelveenseweg in het geheel geen afvalcontainers zouden worden geplaatst. Dat de omschrijving van de andere grenzen van het betrokken gebied in de bouwvergunning enigszins afwijkt van die in de publicatie ervan en van die in de publicatie van de bouwaanvraag, maakt dit niet anders, nu dat voor het perceel van appellant niet relevant is. Bovendien had appellant zich ervan kunnen vergewissen wat de exacte locatie van de afvalcontainers zou zijn door op het stadsdeelkantoor de daar ter inzage liggende bouwvergunning en de daarbij behorende tekeningen - waarop hem in de publicatie was gewezen - in te zien.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest tijdig bezwaar te maken, zodat het dagelijks bestuur het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank is op goede gronden tot hetzelfde oordeel gekomen, zodat hij het beroep terecht ongegrond heeft verklaard.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek          w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2007
164