200608808/1.
Datum uitspraak: 9 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de rechtspersoon "Delco Asia Company Ltd.", gevestigd te Hong Kong, en [verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
Bij besluit van 1 december 2006 heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd aan verzoekster "Delco Asia Company Ltd.".
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 7 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 december 2006, waar [verzoeker] in persoon en bijgestaan door mr. J.B.M. Veldhoven, advocaat te Den Haag, verzoekster "Delco Asia Company Ltd." vertegenwoordigd door mr. Veldhoven, voornoemd, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.C. Cup, L.L. van der Ploeg en drs. P.J.M. van Oosterhout, ambtenaren van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, zijn verschenen.
2.1. Aan de opgelegde last onder dwangsom heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoekers doende waren minimaal 18 containers met afval van elektromotoren over te brengen van Nederland naar China, zonder dat daartoe een kennisgeving was gedaan, zoals vereist in de Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening).
Verweerder stelt dat het afval van elektromotoren moet worden ondergebracht onder code GC 010 "Uitsluitend metalen of legeringen bestaand elektrisch montageafval" van bijlage II (groene lijst) bij de Verordening. Nu uit artikel 17 van de Verordening, in samenhang bezien met verordening 1547/1999 van 12 juli 1999, volgt dat voor de overbrenging van deze afvalstoffen naar China de controleprocedure van bijlage IV bij de Verordening moet worden toegepast, hebben verzoekers naar de mening van verweerder ten onrechte geen kennisgeving gedaan aan de bevoegde autoriteiten. Volgens verweerder hebben verzoekers daarmee gehandeld in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Verordening, hetgeen is verboden op grond van artikel 10.60, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
2.2. Verzoekers betwisten dat voor de overbrenging van het afval van elektromotoren naar China een kennisgeving diende te worden gedaan aan de bevoegde autoriteiten. Zij stellen dat de betrokken afvalstoffen moeten worden ondergebracht onder code GA 430 "restanten ijzer of staal" eventueel gecombineerd met code GA 120 "restanten van koper" van bijlage II bij de Verordening. Nu deze afvalstoffen worden genoemd in bijlage D bij de verordening 1547/1999 van 12 juli 1999 behoefde voor de uitvoer van de betrokken afvalstoffen geen kennisgeving te worden gedaan, aldus verzoekers.
2.3. Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Verordening, voor zover hier van belang, wordt als sluikhandel beschouwd elke overbrenging van afvalstoffen die geschiedt zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening.
Ingevolge artikel 10.60, eerste lid, van de Wet milieubeheer is het verboden handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Verordening.
Krachtens artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2.4. Niet in geschil is dat het afval van elektromotoren alleen was bestemd voor nuttige toepassing in China en dat tot begin 2005 geen kennisgevingsprocedure voor deze afvalstoffen was vereist.
De Voorzitter betwijfelt voorshands, gezien de ter zitting getoonde elektromotoren en foto's, of verweerder de betrokken afvalstoffen op goede gronden onder code GC 010 van de groene lijst heeft gebracht. De onderhavige procedure leent zich echter niet voor de vaststelling hiervan. Voorts blijkt uit de "note verbale" 10 maart 2004 van de permanente vertegenwoordiger van China bij de Europese Commissie aan die Commissie dat China afval van elektromotoren wil ontvangen volgens de groene lijst-procedure. De Europese Commissie wilde deze "note verbale" niet accepteren maar ter zitting is onbestreden komen vast te staan dat China de betrokken afvalstoffen bij voorkeur nog steeds zonder kennisgevingsprocedure ontvangt.
Nu de export van de betrokken afvalstoffen naar China zonder kennisgevingsprocedure reeds lange tijd bestaande praktijk is en voorts niet is gebleken van milieuhygiënische nadelen van het voortzetten van deze praktijk, ziet de Voorzitter, mede gelet op het vorenstaande en bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de staatssecretaris van VROM van 1 december 2006, kenmerk 2006331960-POO, tot 6 weken na het besluit op bezwaar, met dien verstande dat, wanneer binnen die termijn van 6 weken de Voorzitter is benaderd met een verzoek om voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat de Voorzitter op dat verzoek heeft beslist;
II. veroordeelt de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2007