200602503/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Meerssen,
tegen de uitspraak in zaak no. 05 / 946 van de rechtbank Maastricht van 27 februari 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Meerssen.
Bij besluit van 9 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meerssen (hierna: het college) aan de Stichting De Oude Ketel vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een oude elektriciteitsketel op de hoek Sint Josephstraat/Bunderstraat te Meerssen.
Bij besluit van 5 april 2005 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 februari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 april 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 juni 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de Stichting De Oude Ketel in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Bij brief van 21 juni 2006 heeft zij een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2006, waar het college, vertegenwoordigd door drs. R.L.M. Baltesen, is verschenen. Voorts is de Stichting De Oude Ketel, vertegenwoordigd door respectievelijk [voorzitter], [secretaris/penningmeester] en [bestuurslid], daar gehoord. Appellant is niet ter zitting verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Meerssen, Rothem en Weert" heeft het perceel waar de oude elektriciteitsketel zal worden geplaatst de bestemming "verkeersdoeleinden".
De ketel heeft een bruto-vloeroppervlakte van ongeveer 1,75 m2 en een hoogte van ongeveer 4,85 meter.
2.2. Het betoog van appellant in hoger beroep komt neer op een herhaling van de argumenten die hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank die argumenten terecht en op juiste gronden verworpen.
Met de rechtbank ziet de Afdeling geen aanleiding voor de conclusie dat het college niet in redelijkheid ten behoeve van het bouwplan met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling heeft kunnen verlenen van het bestemmingsplan.
Dat sprake is, zoals appellant stelt, van onevenredige schending van zijn belangen, is ook in hoger beroep niet aannemelijk geworden. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de ketel op minstens 24 meter van het (winkel)pand van appellant op de hoek [locatie] zal worden geplaatst en dat tegen eventuele door appellant vermelde ongewenste situaties, welke zich door de aanwezigheid van de ketel ter plaatse zouden kunnen voordoen, op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening kan worden opgetreden.
Voorts is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat het college voor de verkeerstechnische gevolgen van de plaatsing van de ketel heeft mogen afgaan op het verkeerstechnisch rapport van F. Storcken van 3 maart 2005. Gelet op dit advies en de brief van de Regiopolitie Limburg Zuid van 25 maart 2005, waaruit blijkt dat de politie met het advies van F. Storcken instemt, kan niet worden gezegd dat de ketel ter plaatse tot verkeersonveilige situaties zal leiden.
2.3. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college de gevraagde bouwvergunning terecht heeft verleend. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007