ECLI:NL:RVS:2007:AZ6392

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200600695/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk bij LPG-tankstation

Op 6 december 2005 verleende het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende een vergunning aan [vergunninghouder] voor het veranderen van een LPG-tankstation, inclusief de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. Dit besluit werd op 15 december 2005 ter inzage gelegd. Appellanten, wonend te [woonplaats], hebben op 25 januari 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit. In hun beroep betogen zij dat de vergunning onvoldoende rekening houdt met de risico's van de combinatie van een tankstation en de opslag van vuurwerk. Ze verwijzen naar een onderzoek van TNO in Polen dat het explosiegevaar van vuurwerk onderschat. De vergunning verhoogt de maximaal toegestane hoeveelheid vuurwerk tot 2150 kg, met aanvullende voorwaarden zoals het verbod op het vullen van de LPG-tank tijdens de verkoop van vuurwerk en toezicht om ontsteking te voorkomen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 november 2006 behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door M.C.I. Smits. De Afdeling heeft overwogen dat de veiligheidsafstanden, zoals vastgelegd in het Vuurwerkbesluit, in acht zijn genomen en dat er geen aanwijzingen zijn dat de vergunning in strijd is met de Wet milieubeheer. De deskundigen hebben bevestigd dat de veiligheidsaspecten deugdelijk zijn onderbouwd. De Afdeling concludeert dat de vergunning op goede gronden is verleend en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200600695/1
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2005 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van het LPG-tankstation met de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 15 december 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 23 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 28 maart 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 26 juli 2006. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2006, waar appellanten, van wie [gemachtigden] in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door M.C.I. Smits, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], bijgestaan door mr. A.J. Vereijken, advocaat te Veldhoven.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.
2.2.    Appellanten betogen dat verweerder bij het verlenen van de vergunning voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk onvoldoende in aanmerking heeft genomen dat de inrichting mede een tankstation voor de verkoop van LPG en benzine omvat. Dit leidt volgens hen tot een onaanvaardbare cumulatie van risico’s. Voorts verwijzen zij naar een door TNO in Polen uitgevoerd onderzoek dat heeft uitgewezen dat het explosiegevaar van opgeslagen vuurwerk wordt onderschat.
2.2.1.    Bij het bestreden besluit is de maximaal toegestane hoeveelheid consumentenvuurwerk in de inrichting verhoogd tot 2150 kg. Verder is bepaald dat buiten de periode van 15 december tot 15 januari er geen vuurwerk in de inrichting aanwezig mag zijn. Verder mag gedurende de verkoop van vuurwerk de LPG-tank niet worden gevuld en dient er toezicht te zijn om het ontsteken van vuurwerk te voorkomen.
2.2.2.    Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit worden de veiligheidsafstanden bedoeld in bijlage 3, voor zover deze in acht genomen moeten worden bij de vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 4.2, aangemerkt als grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1, derde lid, van de Wet milieubeheer.
Ingevolge artikel 4.2, tweede lid, aanhef en onder d, van het Vuurwerkbesluit nemen burgemeester en wethouders de in bijlage 3 gestelde afstanden in acht bij de verlening of wijziging van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer.
2.2.3.    Voor zover appellant, mede onder verwijzing naar recente vuurwerktesten, de risico's van vuurwerkopslag en de wijze van classificatie van vuurwerk aan de orde heeft gesteld, overweegt de Afdeling dat geen grond bestaat om ervan uit te gaan, dat het Vuurwerkbesluit op onjuiste inzichten berust en in verband daarmee in strijd is met de Wet milieubeheer.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat de hiervoor bedoelde veiligheidsafstanden in aanmerking zijn genomen. Verder is niet gebleken dat de vergunning in strijd is met andere in het Vuurwerkbesluit opgenomen eisen.
Verweerder heeft - vanwege het feit dat de inrichting mede een LPG-tankstation omvat - bij het nemen van zijn besluit het Besluit externe veiligheid inrichtingen betrokken. Verder heeft verweerder over de aanvraag advies gevraagd aan het RIVM, Centrum voor Externe Veiligheid (CEV), en aan de Regionale Brandweer Zuidoost Brabant. Vervolgens is verweerder tot de conclusie gekomen, dat de vergunde verhoging van de opgeslagen hoeveelheid vuurwerk niet leidt tot een toename van het risico voor omwonenden en daarmee tot een grotere aan te houden veiligheidsafstand tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten.
Uit het door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak uitgebrachte deskundigenbericht blijkt dat de door verweerder in aanmerking genomen gegevens over de beoordeling van het veiligheidsaspect deugdelijk zijn onderbouwd. Niet is gebleken van gegevens die afbreuk kunnen doen aan deze conclusie. Gezien het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat verweerder op goede gronden de vergunning heeft verleend.
2.3.    Het beroep is ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink                             w.g. Melse
Lid van de enkelvoudige kamer              ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007
191-456