ECLI:NL:RVS:2007:AZ6394

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603432/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Kosto
  • A.M.E.A. Neuwahl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'De Korenbloem' door gemeenteraad van Ermelo

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan 'De Korenbloem, wijziging nr. 4' door de gemeenteraad van Ermelo, vastgesteld op 22 september 2005. Appellanten, bewoners van Ermelo, hebben beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan, dat voorziet in de bouw van 13 sociale woningen, parkeerplaatsen, een ontsluitingsweg en groenvoorzieningen. De gemeenteraad had eerder op 4 april 2006 goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan, waartegen de appellanten bezwaar maakten. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 december 2006, waarbij de appellanten hun bezwaren uiteenzetten, waaronder zorgen over verkeersonveiligheid, parkeerproblemen, geluidsoverlast en de kap van beeldbepalende bomen. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.C.E. Wattenberg, heeft het plan verdedigd en gesteld dat er geen redenen zijn om het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd is met de wet en dat de bezwaren van appellanten niet opwegen tegen de belangen van de ontwikkeling. De Afdeling heeft geoordeeld dat de toename van verkeer als gevolg van de bouw van de woningen minimaal zal zijn en dat de geluidsbelasting binnen de normen blijft. Ook is vastgesteld dat de parkeerbehoefte adequaat is ingevuld met 22 parkeerplaatsen voor 13 woningen. De Afdeling concludeert dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de goedkeuring van het plan onterecht is verleend. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard.

Uitspraak

200603432/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Ermelo,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2005 heeft de gemeenteraad van Ermelo, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2005, het bestemmingsplan "De Korenbloem, wijziging nr. 4, bestemmingsplan "Kom Ermelo 1998, herziening 2002"" vastgesteld.
Bij besluit van 4 april 2006, kenmerk RE2005.41503, heeft verweerder beslist omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 8 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 8 juni 2006.
Bij brief van 27 juli 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van de gemeenteraad van Ermelo. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellanten. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2006, waar [twee van de appellanten], bijgestaan door [gemachtigde] en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.C.E. Wattenberg, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Ermelo, vertegenwoordigd door A.J. van Meerveld-Hop, ambtenaar van de gemeente, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.3.    Het plan voorziet in de bouw van 13 woningen in de sociale sector, bijbehorende parkeerplaatsen, een ontsluitingsweg en groenvoorzieningen op de percelen Korenbloem 1 tot en met 25.
Het standpunt van appellanten
2.4.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij stellen zich op het standpunt dat moet worden gevreesd voor verkeersonveilige situaties, parkeerproblemen, rioleringsproblemen en geluidsoverlast. Voorts worden volgens appellanten beeldbepalende bomen onnodig gekapt en leidt het plan tot een aantasting van hun privacy.
Het standpunt van verweerder
2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft het plan goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.6.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1.    Appellanten zijn woonachtig op het perceel [locatie a], dat op een afstand van ongeveer 50 meter van het plangebied ligt, respectievelijk op het perceel [locatie b], dat grenst aan het plangebied. De kortste afstand tussen de voorziene bebouwing en de woningen van appellanten bedraagt ongeveer 60 meter. In de achtertuin van het perceel aan de [locatie b] staat een schutting en er is enige begroeiing in de tuin aanwezig.
2.6.2.    In de plantoelichting staat onder meer het volgende.
Het plangebied wordt aan alle zijden door de omringende bebouwing ingesloten. Aan de westzijde door de bebouwing aan de Smidsweg, aan de zuidzijde door de bebouwing aan de Hogewal en aan de noord/oostzijde door de bebouwing aan de Veldweg. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats aan de Smidsweg. De verschijningsvorm van de woningen zal qua ruimtelijke opbouw aansluiten bij de omringende woningbouw. Voor de realisatie van het bouwplan zullen ongeveer 60 bomen moeten worden gekapt. Uitgangspunt is dat zo min mogelijk bomen zullen worden gekapt. Rondom de grens van het plangebied zal een permanente groenblijvende afscherming worden gerealiseerd.
In het vorige bestemmingsplan "Kom Ermelo 1998, herziening 2002", vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 20 februari 2002, is de entree tot de nieuw te bouwen woningen reeds aangeduid als auto-ontsluiting. De ontsluitingsweg zal worden uitgevoerd als een 30 km/h zone, waarbij de ontsluitingsweg gelijkwaardig wordt aan de Smidsweg.
Om te voorkomen dat de toekomstige bewoners buiten het gebied gaan parkeren is het aantal parkeerplaatsen ruim gedimensioneerd. Er zullen 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Tevens staat in de plantoelichting dat enkel het huishoudelijk afvalwater van de nieuw te bouwen woningen wordt aangesloten op het rioolstelsel en dat de bestaande riolering voldoende capaciteit hiervoor biedt. Het hemelwater zal worden losgekoppeld en door middel van passende maatregelen worden geïnfiltreerd in de bodem.
2.6.3.    Het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest Veluwe heeft in opdracht van de gemeenteraad met betrekking tot de voorziene nieuwbouw aan de Korenbloem een akoestisch onderzoek uitgevoerd, hetgeen heeft geresulteerd in het rapport "Akoestisch onderzoek BP De Korenbloem Ermelo". Hierin staat dat de geluidsbelasting op de bouwgrens maximaal 39 dB(A) bedraagt en dat daarmee voor deze individuele weg wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
2.6.4.    Bij besluit van 6 juni 2006 is reeds met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door het gemeentebestuur een bouwvergunning verleend voor de bouw van de 13 woningen. Appellanten hebben tegen de verleende bouwvergunning bezwaar gemaakt. Nadat het college van burgemeester en wethouders het bezwaar had afgewezen, hebben appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen. Bij uitspraak van 4 december 2006 heeft de rechtbank het beroep inhoudelijk ongegrond verklaard.
2.6.5.    Bij besluit van 21 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders een vergunning verleend voor de kap van 57 bomen. Appellanten hebben ook tegen deze vergunning bezwaar gemaakt. Nadat het college van burgemeester en wethouders het bezwaar had afgewezen, hebben appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen. Bij uitspraak van 4 december 2006 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het oordeel van de Afdeling
2.7.    Voorop staat dat in deze procedure alleen het besluit van verweerder over de goedkeuring van het plan ter beoordeling voorligt. Het bezwaar van appellanten dat beeldbepalende bomen worden gekapt, kan in deze procedure niet aan de orde komen. Voor het kappen van de betrokken bomen is een kapvergunning verleend waarvoor een afzonderlijke procedure geldt. Ook het bezwaar van appellanten dat zij ten onrechte niet op de hoogte worden gehouden over de procedure inzake de bouwvergunning, kan thans niet aan de orde komen, aangezien voor de bouw van de woningen een bouwvergunning is verleend waarvoor een afzonderlijke procedure geldt.
2.8.    In aanmerking genomen dat het plan voorziet in de bouw van slechts 13 woningen heeft verweerder zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toename van verkeer ter plaatse van de percelen van appellanten ten gevolge van het plan zeer gering zal zijn. De Afdeling neemt hierbij tevens in aanmerking dat de ontsluitingsweg een reeds bestaande uitrit is, dat de ontsluitingsweg zal worden uitgevoerd als een 30 km-zone en dat de woningen van appellanten op 50 respectievelijk 15 meter van de ontsluitingsweg gelegen zijn. Tevens blijkt uit het akoestisch rapport dat de geluidsbelasting binnen de normen blijft. Niet is gebleken dat dit rapport leemten in kennis of informatie bevat op grond waarvan verweerder zich daarop niet heeft kunnen baseren. Verweerder kon zich derhalve in redelijkheid op het standpunt stellen dat het plan niet leidt tot een ernstige verkeerstoename en verkeersonveilige situaties of tot onevenredige stank- of geluidsoverlast.
2.8.1.    Wat betreft het argument van appellanten dat het plan niet voorziet in de parkeerbehoefte overweegt de Afdeling het volgende. Het plan voorziet in 22 parkeerplaatsen voor 13 woningen, derhalve is een parkeernorm gekozen van 1,7 parkeerplaatsen per woning. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder, in navolging van de gemeenteraad, niet van deze norm mocht uitgaan en evenmin dat de parkeerbehoefte, ten gevolge van de bouw van 13 woningen, groter is dan voorzien in het plan.
2.8.2.    Gelet op hetgeen in de plantoelichting is vermeld met betrekking tot het plaatselijk rioleringsstelsel ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het huishoudelijke afvalwater van de nieuw te bouwen woningen niet op een aanvaardbare wijze via het bestaande rioleringsstelsel kan worden afgevoerd. In hetgeen appellanten overigens op dit punt hebben aangevoerd, bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat voor rioleringsproblemen moet worden gevreesd.
2.8.3.    Ten aanzien van de vraag of voor aantasting van de privacy van appellanten moet worden gevreesd in verband met de voorziene ontsluitingsweg dan wel de voorgenomen bebouwing, overweegt de Afdeling als volgt.
In aanmerking genomen dat de in het plangebied aanwezige bebouwing thans niet wordt gebruikt, kan niet worden ontkend dat vanwege de bouw van de voorziene woningen een verlies van privacy zal optreden. De Afdeling ziet evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door het plan veroorzaakte aantasting van de privacy van appellanten beperkt is. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat de afstand tussen de voorziene bebouwing en de woningen van appellanten 60 meter is alsmede dat er een schutting en begroeiing aanwezig is in de tuin van het perceel [locatie b].
2.8.4.    Wat de eventuele nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van appellanten betreft, bestaat geen grond voor het oordeel dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat verweerder hieraan in redelijkheid een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
2.8.5.    Met betrekking tot de stelling van appellanten dat ontsluiting naar de Veldweg zal leiden tot minder verkeersonveiligheid, overweegt de Afdeling dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
Conclusie
2.9.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Neuwahl
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007
280-533.