ECLI:NL:RVS:2007:AZ6831

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608746/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • W.G. Timmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving geluidgrenswaarden door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 17 januari 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een handhavingskwestie. Verzoeker, eigenaar van een café gelegen op een perceel in Amersfoort, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort, dat hem een last onder dwangsom had opgelegd wegens overschrijding van de geluidgrenswaarden zoals vastgelegd in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Verzoeker stelde dat hij alles had gedaan om te voldoen aan de geluidgrenswaarden en dat de overschrijdingen het gevolg waren van onjuiste uitgangspunten in een akoestisch rapport dat in zijn opdracht was opgesteld. Hij voerde aan dat er geen begunstigingstermijn was gesteld voor het aanbrengen van aanpassingen aan zijn inrichting.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 januari 2007. Tijdens deze zitting waren zowel verzoeker als vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig. De Voorzitter overwoog dat, hoewel verzoeker had betoogd dat handhavend optreden niet redelijk was, er niet in geschil was dat er sprake was van overtreding van de geluidgrenswaarden. De Voorzitter benadrukte het algemeen belang van handhaving en dat bestuursorganen in de regel van hun bevoegdheid tot handhaving gebruik moeten maken, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

De Voorzitter concludeerde dat de onjuistheid van het akoestisch rapport en de overschrijdingen van de geluidgrenswaarden voor risico van verzoeker blijven, aangezien het rapport in zijn opdracht was opgesteld. Ook het ontbreken van een begunstigingstermijn werd niet als reden gezien om een voorlopige voorziening te treffen, vooral gezien de aanzienlijke overschrijdingen van de geluidgrenswaarden. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

200608746/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2006 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd vanwege overschrijding van de geluidgrenswaarden die zijn opgenomen in voorschrift 1.1.1 van de bijlage behorende bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) door het in werking zijn van [café] gelegen op het perceel [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 29 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 januari 2007, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. I.G. van den Konink en R. Lekkerkerker, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de vereniging van eigenaren "De Zeven Provinciën", vertegenwoordigd door B.J. Kok, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoeker betoogt dat handhavend optreden niet redelijk is. Hij voert aan dat hij er al vanaf de bouw van zijn inrichting alles aan gedaan heeft om te voorkomen dat de geluidgrenswaarden van het Besluit zouden worden overschreden. Zo is bij de bouw van de inrichting rekening gehouden met een ten behoeve daarvan en in zijn opdracht uitgevoerd akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 30 maart 2004, kenmerk R071173aaA1.ac, opgesteld door het adviesbureau "Lichtveld Buis & Partners BV". Nu verweerder dit rapport, onder meer ten behoeve van het verlenen van een bouwvergunning voor de inrichting, ook als uitgangspunt heeft genomen zonder zelf de resultaten van het onderzoek te controleren en nader onderzoek te plegen, kunnen de overschrijdingen van de geluidgrenswaarden van het Besluit, die volgens verzoeker het gevolg zijn van het hanteren van onjuiste uitgangspunten bij voornoemd onderzoek, hem niet (geheel) worden aangerekend. Verder betoogt verzoeker dat ten onrechte geen begunstigingstermijn is gesteld. Realisatie van de benodigde aanpassingen aan de inrichting zal zeker enkele maanden in beslag nemen.
2.2.    Niet in geschil is dat is gehandeld in strijd met voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit, zodat verweerder terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.    Naar het oordeel van de Voorzitter dienen de onjuistheid van het akoestisch rapport van 30 maart 2004, alsmede de overschrijdingen van de geluidgrenswaarden die daarop terug zouden zijn te voeren, wat hiervan ook zij, in het kader van deze handhavingsprocedure in beginsel voor risico van verzoeker te blijven, nu dit rapport in zijn opdracht is opgesteld. In hetgeen verzoeker hieromtrent heeft aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval sprake is bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhavend optreden.
Met betrekking tot het ontbreken van een begunstigingstermijn, wat van de rechtmatigheid van het bestreden besluit in zoverre ook zij, ziet de Voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om in afwachting van de door verweerder te nemen beslissing op het bezwaar van verzoeker een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij kent hij doorslaggevend belang toe aan de omstandigheid dat, blijkens de stukken, sprake is van aanzienlijke overschrijdingen van de ter plaatse van woningen van derden geldende geluidgrenswaarden met maximaal 14 dB(A). Verder gaat de Voorzitter er, op basis van verklaringen van verweerder ter zitting, van uit dat binnen enkele weken een beslissing op bezwaar zal worden genomen. Ten behoeve hiervan dient een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden waarbij onder meer een door verzoeker genoemd nieuw akoestisch rapport moet worden betrokken dat, zo heeft hij verklaard, spoedig beschikbaar zal zijn en waarin wordt beschreven welke maatregelen in de inrichting getroffen zouden kunnen worden om de overtredingen ongedaan te maken.
2.4.    De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink       w.g. Timmerman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007
431