ECLI:NL:RVS:2007:AZ6837

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605302/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van nadere eisen voor verlichting bij tennispark TC Sprenkelaar in Apeldoorn

In deze zaak gaat het om een besluit van 2 juni 2006 van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, waarbij nadere eisen zijn gesteld aan de verlichting van het tennispark van tennisclub "TC Sprenkelaar". De tennisclub, gelegen aan de Nocturnestraat 1 te Apeldoorn, wilde het aantal lichtmasten uitbreiden, wat leidde tot bezwaren van de appellanten. Deze appellanten, die zich zorgen maakten over onaanvaardbare lichthinder, hebben beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 2 januari 2007.

De appellanten voerden aan dat de gestelde eisen onvoldoende waren om lichthinder te voorkomen en dat er een minimale afstand van 100 meter tussen de lichtmasten en omliggende woningen moest worden aangehouden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de mogelijkheid om de lichtmasten op bepaalde dagen tussen 23.00 uur en 7.00 uur in werking te hebben, voortvloeit uit de voorschriften van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De Afdeling concludeerde dat de nadere eisen die door verweerder zijn gesteld, toereikend zijn om onaanvaardbare lichthinder te voorkomen.

De Raad van State verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.

Uitspraak

200605302/1.
Datum uitspraak: 24 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2006 heeft verweerder krachtens artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) nadere eisen gesteld met betrekking tot het tennispark van tennisclub "TC Sprenkelaar" (hierna: de tennisclub) aan de Nocturnestraat 1 te Apeldoorn.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 13 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2006, en appellant sub 2 bij brief van 14 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Appellant sub 2 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 28 juli 2006.
Bij brief van 14 september 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de tennisclub. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 januari 2007, waar appellanten sub 1, waarvan [gemachtigde] in persoon en bijgestaan door mr. W.G. Tideman, appellant sub 2, in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Nicolaas, en verweerder, vertegenwoordigd door R.F. Muys, zijn verschenen. Voorts is de tennisclub, vertegenwoordigd door [voorzitter] en door H. Bebelaar, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Verweerder heeft het bestreden besluit voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2.    Bij het bestreden besluit zijn nadere eisen gesteld ter voorkoming van onaanvaardbare hinder van de tennisbaanverlichting van de inrichting ter plaatse van omliggende woningen. Aanleiding voor dit besluit is het voornemen van de tennisclub om het aantal lichtmasten van de inrichting uit te breiden.
2.3.    Appellanten voeren aan dat de bij het bestreden besluit gestelde nadere eisen ontoereikend zijn om onaanvaardbare lichthinder vanuit de inrichting te voorkomen. Volgens appellanten sub 1 is uitbreiding van het aantal lichtmasten van de inrichting niet noodzakelijk. Appellanten zijn verder van mening dat tussen de lichtmasten en omliggende woningen een afstand van ten minste 100 meter moet worden aangehouden. De gestelde nadere eisen maken het voorts ten onrechte mogelijk om de lichtmasten 12 keer per jaar tussen 23.00 uur en 7.00 uur in werking te hebben, aldus appellanten.
2.4.    Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit, voor zover hier van belang, kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot de in de bijlage opgenomen voorschriften ten aanzien van verlichting, voor zover dat in hoofdstuk 4 van die bijlage is aangegeven.
Ingevolge voorschrift 1.5.1 van de bijlage behorende bij het Besluit is de verlichting ten behoeve van sportbeoefening uitgeschakeld:
a. tussen 23.00 uur en 07.00 uur, en
b. indien er geen sport beoefend wordt, noch onderhoud plaatsvindt.
Ingevolge voorschrift 1.5.2 van de bijlage behorende bij het Besluit, voor zover hier van belang, is voorschrift 1.5.1 niet van toepassing op dagen of delen van dagen in verband met de viering van:
a. festiviteiten die bij of krachtens een verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt;
b. andere festiviteiten of activiteiten die plaatsvinden binnen de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een verordening aan te wijzen dagen of delen van dagen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar.
Ingevolge voorschrift 4.5.1 van de bijlage behorende bij het Besluit kan het bevoegd gezag een nadere eis stellen met betrekking tot:
a. het doen van onderzoek naar de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen of voorzieningen ten behoeve van het voorkomen of het beperken van hinder door verlichting, voor zover door afscherming en afstelling van de verlichtingsarmaturen hinder niet wordt voorkomen of beperkt, of
b. de ten behoeve van het voorkomen of het beperken van hinder door verlichting te treffen maatregelen of voorzieningen.
2.5.    Ingevolge nadere eis 1.1 mag de verticale verlichtingssterkte Ev als gevolg van de tennisbaanverlichting tussen 7.00 uur en 23.00 uur op de gevel van een woning van derden niet meer bedragen dan 10 lux.
Ingevolge nadere eis 1.2 mag de lichtsterkte l als gevolg van de tennisbaanverlichting tussen 7.00 uur en 23.00 uur op de gevel van een woning van derden niet meer bedragen dan 10.000 candela.
Ingevolge nadere eis 1.3 moet voordat de tennisbaanverlichting in gebruik wordt genomen door middel van lichtmetingen worden aangetoond dat wordt voldaan aan de nadere eisen 1.1 en 1.2. Hiertoe dient een meetrapportage ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te worden gezonden. De tennisbaanverlichting mag niet in gebruik worden genomen als niet wordt voldaan aan de nadere eisen 1.1 en 1.2.
Ingevolge nadere eis 1.4 moeten de lichtmetingen en het beoordelen ervan plaatsvinden overeenkomstig Bijlage 3 van de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder" uit 1999 van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde.
Ingevolge nadere eis 1.5 moet de ten behoeve van de lichtmetingen gebruikte apparatuur voldoen aan Bijlage 4 van de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder" uit 1999 van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde.
2.6.    Anders dan appellanten menen, volgt de mogelijkheid om de lichtmasten op bepaalde dagen (ook) tussen 23.00 uur en 7.00 uur in werking te hebben, niet uit de bij het bestreden besluit gestelde nadere eisen, doch uit voorschrift 1.5.2 van de bijlage behorende bij het Besluit, bezien in samenhang met de Algemene Plaatselijke Verordening van Apeldoorn. De aanwijzing van deze dagen in laatstgenoemde verordening staat thans niet ter beoordeling.
Voor zover appellanten sub 1 aanvoeren dat uitbreiding van het aantal lichtmasten van de inrichting niet noodzakelijk is, overweegt de Afdeling dat de noodzaak van die uitbreiding in de onderhavige procedure niet ter beoordeling staat. Ter beoordeling staat slechts of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bij het besluit van 2 juni 2006 gestelde nadere eisen toereikend zijn om onaanvaardbare indirecte lichthinder vanwege de lichtmasten te voorkomen.
Ter onderbouwing van hun standpunt dat tussen de lichtmasten van de inrichting en omliggende woningen een afstand van 100 meter dient te worden aangehouden, beroepen appellanten zich op eerdere beslissingen van onder meer de Kroon, waarin deze afstand zou zijn voorgeschreven. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting gaat het daarbij echter om beslissingen van planologische aard, die bovendien dateren van vóór het in werking treden van het Besluit. Naar het oordeel van de Afdeling kan aan deze beslissingen bij de toepassing van het Besluit, dat het gebruik van verlichting ten behoeve van sportbeoefening in beginsel toestaat en met betrekking tot die verlichting geen minimaal aan te houden afstand bevat, niet de betekenis toekomen die appellanten daaraan toekennen. Ook in hetgeen appellanten overigens hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de onderhavige nadere eisen toereikend zijn om onaanvaardbare lichthinder vanwege de lichtmasten van de inrichting te voorkomen.
2.7.    De beroepen zijn ongegrond.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen                       w.g. Plambeck
Lid van de enkelvoudige kamer           ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2007
159-462.