ECLI:NL:RVS:2007:AZ6860

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608047/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • B.C. Bosnjakovic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Nijmegen Midden en verzoek om voorlopige voorziening

Op 19 januari 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Nijmegen Midden', vastgesteld door de gemeenteraad van Nijmegen op 26 april 2006. Dit bestemmingsplan was tot stand gekomen op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan door de gedeputeerde staten van Gelderland heeft verzoekster, een belanghebbende partij, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd ingediend op 15 november 2006 en ontving op 16 november 2006 een ontvangstbevestiging van de Raad van State.

De zitting vond plaats op 12 januari 2007, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door P.C. de Ley en drs. F. Damen, terwijl de verweerder, de gedeputeerde staten van Gelderland, werd vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers. Ook de gemeenteraad van Nijmegen was aanwezig, vertegenwoordigd door ing. M.A. Versleijen. Verzoekster stelde dat de goedkeuring van de bestemmingen 'Centrumdoeleinden 1' en 'Groen' op haar gronden aan de Groenestraat haar ontwikkelingsplannen belemmerde. Ze verzocht om schorsing van de goedkeuring van deze plandelen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Het oordeel was dat verzoekster niet gebaat was bij schorsing, aangezien het vorige bestemmingsplan ook al geen ontwikkeling mogelijk maakte. Bovendien was er geen spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat een groot deel van de betrokken gronden in eigendom van verzoekster was. De Voorzitter besloot het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200608047/2.
Datum uitspraak: 19 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2006 heeft de gemeenteraad van Nijmegen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 februari 2006, het bestemmingsplan "Nijmegen Midden" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 3 oktober 2006, kenmerk 2006-011279, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 15 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 januari 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door P.C. de Ley en drs. F. Damen, en verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Nijmegen, vertegenwoordigd door ing. M.A. Versleijen, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekster stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemmingen "Centrumdoeleinden 1" en "Groen" op haar gronden aan de Groenestraat. Volgens haar maken deze bestemmingen het onmogelijk het gebied te ontwikkelen zoals zij dat wenst en belemmeren ze het gebruik dat zij thans van deze gronden maakt. Zij verzoekt daarom de goedkeuring van deze plandelen te schorsen.
2.3.    Voor zover verzoekster met het verzoek om voorlopige voorziening beoogt te bereiken dat haar ontwikkelingsplannen alsnog mogelijk worden gemaakt, overweegt de Voorzitter dat ook het vorige bestemmingsplan op deze gronden de ontwikkeling die verzoekster wenst niet mogelijk maakte. Verzoekster is derhalve niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit in zoverre. Met schorsing wordt immers verwezenlijking van het door verzoekster gewenste gebruik niet mogelijk. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt, is te verstrekkend. Overigens is ter zitting gebleken dat verzoekster nog geen concrete bouwplannen heeft.
2.4.    Voorts is een groot deel van de betrokken gronden bij verzoekster in eigendom, zodat niet behoeft te worden gevreesd dat zich ter plaatse zonder haar toestemming ontwikkelingen kunnen voordoen die het gebruik dat zij thans van de gronden maakt, belemmeren. Gelet hierop ontbreekt tevens de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoed.
2.5.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting          w.g. Bosnjakovic
Voorzitter        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2007
410