ECLI:NL:RVS:2007:AZ7963

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608339/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen goedkeuring bestemmingsplan Leens-Oost door gemeenteraad De Marne

In deze zaak heeft de gemeenteraad van De Marne op 14 maart 2006 het bestemmingsplan "Leens-Oost" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker op 15 november 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, welke op 20 november 2006 is ingekomen. Tevens heeft de verzoeker op 23 november 2006 de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zaak is behandeld op 26 januari 2007, waar de verzoeker en de vertegenwoordiger van de verweerder, mr. F.H.J. Habraken, aanwezig waren. Ook was de gemeenteraad van De Marne vertegenwoordigd door ing. M. van Vreeswijk.

De Voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft op een plandeel met een uit te werken bestemming. De verzoeker heeft bezwaar tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden, uit te werken (WU)" en de aanduiding "A" tegenover zijn woning. Hij stelt dat de goedkeuring ten onrechte is verleend, omdat dit de mogelijkheid om de weg de Wierde om te leiden, zou belemmeren. De Voorzitter heeft echter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt, aangezien er nog geen uitwerkingsplan in procedure is en het gemeentebestuur niet van plan is om op korte termijn een ontwerp-uitwerkingsplan ter inzage te leggen.

Daarom heeft de Voorzitter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 2 februari 2007 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

200608339/2.
Datum uitspraak: 2 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2006 heeft de gemeenteraad van De Marne het bestemmingsplan "Leens-Oost" vastgesteld.
Bij besluit van 17 oktober 2006, kenmerk 2006-05782/42/B.1, RP, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 15 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 januari 2007, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F.H.J. Habraken, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van De Marne, vertegenwoordigd door ing. M. van Vreeswijk, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in ongeveer 100 woningen met bijbehorende verkeers- en groenvoorzieningen ten oosten van de kern Leens.
2.3.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden, uit te werken (WU)" en de aanduiding "A" tegenover zijn woning. Verzoeker heeft onder meer bezwaar tegen het bebouwen van die gronden omdat daarmee onmogelijk wordt dat de weg de Wierde over die gronden zou kunnen worden omgeleid. Verzoeker beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.4.    Verweerder heeft goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden, uit te werken (WU)".
2.5.    Ingevolge artikel 7.1. van de planvoorschriften zijn de op de kaart voor "Woondoeleinden, uit te werken" aangewezen gronden bestemd voor onder meer wonen en gebouwen ten behoeve van het wonen. Ingevolge artikel 7.2. van de planvoorschriften werken burgemeester en wethouders, overeenkomstig het gestelde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de in artikel 7.1. van de planvoorschriften omschreven bestemming uit met inachtneming van de in hetzelfde planvoorschrift neergelegde uitwerkingsregels en de in artikel 7.6. van de planvoorschriften genoemde procedure. Ingevolge artikel 7.3. van de planvoorschriften mag, zolang het uitwerkingsplan niet is goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten, slechts worden gebouwd indien het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan en nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar ter zake is ontvangen.
2.6.    De Voorzitter stelt vast dat het verzoek betrekking heeft op een plandeel met een uit te werken bestemming. Voordat die bestemming kan worden verwezenlijkt moet eerst een uitwerkingsplan worden opgesteld, waarvoor de in artikel 7.6. van de planvoorschriften voorgeschreven procedure moet worden doorlopen, dan wel zijn, vooruitlopend op de goedkeuring van dat uitwerkingsplan, slechts bouwwerken toegestaan die in overeenstemming zijn met het ontwerp-uitwerkingsplan en waarvoor van het college van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is verkregen. Ter zitting is van de zijde van het gemeentebestuur aangegeven dat voor het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden, uit te werken (WU)" tegenover de woning van verzoeker nog geen uitwerkingsplan in procedure is en dat het gemeentebestuur op korte termijn niet zal overgaan tot de terinzagelegging van een ontwerp-uitwerkingsplan. Gelet hierop is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.7.    Gelet op het vorenstaande dient het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra              w.g. Taal
Voorzitter               ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2007
325-481.