ECLI:NL:RVS:2007:AZ7967

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200609341/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake gedoogbesluit spuitwand in Oude IJsselstreek

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek, waarbij het in werking zijn van een spuitwand op een bepaalde locatie onder voorwaarden werd gedoogd. Dit besluit volgde op een eerdere vergunning die in strijd met de Wet milieubeheer was verleend. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 januari 2007 werden de verzoekers bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een ambtenaar en de vergunninghoudster door een advocaat.

De Voorzitter overwoog dat de verzoekers niet in de gelegenheid waren gesteld om zienswijzen in te dienen, maar dat de besluitvormingsprocedure van de gemeente dit niet toestond. De verzoekers stelden dat de spuitwand niet gedoogd had mogen worden, omdat de stoffen die bij het spuiten worden gebruikt schadelijk zijn voor de gezondheid. De gemeente verdedigde zich door te stellen dat de lucht van de spuitwand door filters wordt geleid en dat de voorwaarden van de vergunning voldoen aan de stand der techniek. Bovendien was er een vergunningaanvraag ingediend, wat legalisatie op korte termijn mogelijk maakte.

De Voorzitter concludeerde dat, gezien het algemeen belang van handhaving en de mogelijkheid van legalisatie, het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking kwam. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 2 februari 2007 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200609341/1.
Datum uitspraak: 2 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft verweerder verklaard het in strijd met de daarvoor bij besluit van 17 december 1996 krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] verleende vergunning in werking hebben van een spuitwand op het adres aan de [locatie] te [plaats] onder voorwaarden te gedogen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 22 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 11 januari 2007 en 17 januari 2007 zijn nadere stukken ontvangen van respectievelijk verweerder en verzoekers. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2007. Verzoekers zijn bijgestaan door R.P. Zboray, gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd door A. Lohuis, ambtenaar van de gemeente, ter zitting verschenen.
Tevens is vergunninghoudster vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoekers voeren aan ten onrechte niet in de gelegenheid te zijn gesteld hun zienswijzen ten aanzien van het bestreden besluit te hebben kunnen indienen.
De Voorzitter stelt vast dat de door verweerder gehanteerde besluitvormingsprocedure geen mogelijkheid kent tot het indienden van zienswijzen. Het verzoek treft in zoverre geen doel.
2.2.    Verzoekers voeren, kort gezegd, aan dat verweerder het in werking zijn van de spuitwand niet had mogen gedogen. Zij stellen dat de voor het bijspuiten gebruikte stoffen ook bij het toepassen van de in het bestreden besluit voorgeschreven koolfilter nadelig zijn voor de gezondheid. Zij stellen tevens te betwijfelen of het koolfilter regelmatig zal worden vervangen en zijn van mening dat het toepassen van een koolfilter het gevaar van brand zal doen toenemen.
2.2.1.    Verweerder voert aan dat de lucht van de spuitwand wordt afgezogen en geleid door papierfilters, waarbij verfresten worden verwijderd. Vervolgens wordt de afgezogen lucht door een koolfilter geleid waar het grootste deel van de Vluchtige Organische Stoffen zullen worden afgevangen. Volgens verweerder wordt met de in het bestreden gedoogbesluit opgenomen voorwaarden ruimschoots aan de stand der techniek voldaan. Een eventuele toename van het brandgevaar door toepassing van een koolfilter wordt volgens verweerder ruimschoots ondervangen door de aan de vigerende milieuvergunning verbonden brandveiligheidsvoorschriften.
Verweerder voert verder aan dat inmiddels een ontvankelijke vergunningaanvraag is ingediend en vergunningverlening op korte termijn valt te verwachten. Het ontwerpbesluit zal op 1 februari bekend worden gemaakt. Volgens verweerder betekent het bovenstaande dat de onderhavige situatie op grond van de door hem gehanteerde Handhavingsnotitie gemeente Oude IJsselstreek gedoogd behoort te worden.
2.3.    De Voorzitter stelt vast dat gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
De Voorzitter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat legalisering van het in gebruik zijn van de spuitwand op korte termijn valt te verwachten. De Voorzitter overweegt verder dat uit hetgeen verzoekers hebben aangevoerd noch anderszins is gebleken dat de uitvoering van de gedoogde activiteit onder de in het bestreden besluit opgenomen voorwaarden milieuhygiënisch onverantwoord moet worden geacht. Gelet hierop komt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink           w.g. Klap
Voorzitter       ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2007
315