200700217/2.
Datum uitspraak: 6 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de erven van [verzoeker], wonend te Rijswijk,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/6218 en AWB 06/8876 van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 december 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk.
Bij besluit van 27 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (hierna: het college) aan de Stichting Rijswijk Wonen vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het geheel vernieuwen van zorgcentrum "Onderwatershof".
Bij besluit van 14 juni 2005 heeft het college de door de Stichting Buurtschap Oud Rijswijk en [partijen] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 februari 2006 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het door [partijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Bij besluit van 19 juni 2006 heeft het college alsnog ontheffing van de bouwverordening verleend, de door [partijen] tegen het besluit van 27 januari 2005 gemaakte bezwaren in zoverre gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 december 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [verzoeker] tegen het besluit van 19 juni 2006 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 8 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 8 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 februari 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door G.H. Visser, gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, vertegenwoordigd door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts zijn de Stichting Onderwatershof, vertegenwoordigd door mr. M.J.I. Assink, advocaat te Rijswijk, en de Stichting Rijswijk Wonen, vertegenwoordigd door mr. M. van Hal-Scheffer, advocaat te Den Haag, daar gehoord.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk is verklaard omdat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 27 januari 2005, in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
Indien zou moeten worden geoordeeld dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet is toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het tegen het besluit van 19 juni 2006 ingestelde beroep, ziet de Voorzitter in het betoog van verzoekers geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit besluit niet in stand zal blijven. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is geworden dat de parkeerproblemen zodanig zijn dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend.
2.3. Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Duursma
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2007