ECLI:NL:RVS:2007:AZ8465

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200601875/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • J.R. Schaafsma
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Hauwert - Robacher's Watermolen 2005

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Hauwert - Robacher's Watermolen 2005" door de gemeenteraad van Noorder-Koggenland. Het bestemmingsplan werd vastgesteld op 11 juli 2005, na een voorstel van het college van burgemeester en wethouders. De Raad van State heeft op 14 februari 2007 uitspraak gedaan in het beroep dat door de stichting "Behoud karakter Hauwert" en anderen was ingesteld tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan. De appellanten stelden dat de goedkeuring in strijd was met de uitgangspunten van het vorige bestemmingsplan, dat uitbreiding van het restaurantbedrijf zou voorkomen vanwege overlast voor omwonenden. Ze voerden aan dat het nieuwe plan niet voldeed aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en dat hun bezwaren onvoldoende waren meegewogen.

De Raad van State oordeelde dat de gemeenteraad bij de goedkeuring van het bestemmingsplan de aan hem toekomende beoordelingsmarges niet had overschreden. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat de gemeenteraad rekening had gehouden met de bestaande situatie en dat de uitbreiding van het restaurantbedrijf niet in strijd was met de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling concludeerde dat de bezwaren van de appellanten niet voldoende onderbouwd waren en dat de gemeenteraad in redelijkheid had kunnen besluiten tot goedkeuring van het bestemmingsplan. De uitspraak van de Raad van State bevestigde de goedkeuring van het bestemmingsplan en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

200601875/1.
Datum uitspraak: 14 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Behoud karakter Hauwert", gevestigd te Hauwert, gemeente Noorder-Koggenland, en anderen,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2005 heeft de gemeenteraad van Noorder-Koggenland, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 juli 2005, het bestemmingsplan "Hauwert - Robacher's Watermolen 2005" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 januari 2006, kenmerk 2005-36855, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij fax van 9 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2006.
Bij brief van 19 mei 2006, verzonden 22 mei 2006, heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2006, waar appellanten in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. P. Reijnen, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.3.    Het plan heeft betrekking op het restaurantbedrijf "Robachers Watermolen", gevestigd op de percelen Hauwert 108-110 en 112. Verder voorziet het plan in een woonbestemming voor de voormalige boerderij op het perceel Hauwert 114.
Het standpunt van appellanten
2.4.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemmingen "Restaurant c.a.", "Groenvoorzieningen", "Parkeerterrein" en "Doeleinden van verkeer en verblijf". Appellanten stellen zich op het standpunt dat het plan haaks staat op de uitgangspunten van het vorige plan dat ten doel had, gezien de bestaande overlast, uitbreiding van het bedrijf te voorkomen. Ook is het plan volgens hen in strijd met de uitgangspunten zoals geformuleerd in het raadsbesluit van 2 september 2002. Voorts voeren zij aan dat een grootschalige horecaonderneming niet past in het kleine karakteristieke dorp Hauwert en dat het plan ten onrechte voorziet in een functiewijziging waardoor het gebruik van het restaurant als partycentrum mogelijk is. Daarnaast stellen appellanten dat het plandeel in strijd is met het gemeentelijk beleid dat er op gericht is het doorzicht naar het open landschap te behouden en te versterken. Appellanten betogen verder dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan hun bezwaren ten aanzien van de stolpboerderijen, de hoogte van de bebouwing, de sloten en de grondwallen, dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de economische uitvoerbaarheid van het plan, geluidsoverlast, parkeergelegenheid en bezoekerscapaciteit, archeologische en ecologische aspecten en dat de luchtkwaliteit van het gebied onvoldoende bij de besluitvorming is betrokken. Ten slotte stellen appellanten dat niet is gebleken dat hun belangen afdoende zijn meegewogen.
Het standpunt van verweerder
2.5.    Verweerder heeft dit plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het goedgekeurd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het restaurant qua ruimtelijke capaciteit beperkt blijft. Uitbreiding vindt alleen plaats met logiesgebouwen en het toestaan van additionele functies zoals het parkeerterrein en de grondwallen. Deze uitbreidingen vinden niet plaats op gronden met een waardevol doorzicht. Bovendien voldoet het bedrijf volgens verweerder aan het Besluit Horeca-, sport- en recreatieinrichtingen en aan de aan de nota "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom 2004" van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water en Wegenbouw en Verkeerstechniek (hierna: CROW/ASVV 2004) ontleende parkeernorm, is het ecologisch onderzoek en het archeologisch onderzoek representatief te achten en voldoet het plandeel aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit. Mede gelet op het lokale/regionale belang van dit plan is van een onevenredige belangenafweging geen sprake, aldus verweerder.
Vaststelling van de feiten
2.6.    De gronden waarop het restaurant is gevestigd hebben onder het vorige bestemmingsplan "Bestemmingsplan Hauwert Robacher's Watermolen" de bestemming "Horecadoeleinden".
Ingevolge artikel 4, onder A en onder 1, van de planvoorschriften van het vorige bestemmingsplan zijn de gronden met de bestemming "Horecadoeleinden" bestemd voor gebouwen ten behoeve van horecabedrijven, niet zijnde bars en bar-/dancings.
Ingevolge artikel 1, onder 20, van de planvoorschriften bij het vorige plan wordt onder een horecabedrijf en/of instelling verstaan een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.
2.7.    Appellanten hebben onweersproken gesteld dat in de toelichting op het vorige bestemmingsplan onder meer het volgende is opgenomen: "Het huidige restaurant heeft reeds 400 zitplaatsen, hetgeen met de nodige overlast voor omwonenden gepaard gaat. Een verdere uitbreiding is, gelet hierop, planologisch niet aanvaardbaar. Dit ook mede gelet op de verkeerssituatie ter plaatse. Verdere uitbreiding van de horecafunctie, door uitbreiding van de gebouwen, dient daarom te worden tegengegaan."
Dit planuitgangspunt is ook in het raadsbesluit van 2 september 2002 verwoord.
2.8.    In het raadsbesluit van 2 september 2002 zijn voorts onder meer de volgende planuitgangspunten opgenomen.
- De toegang van de parkeerplaats voor autobussen zal ten zuid-oosten van het pand Hauwert 112 worden aangelegd; gezorgd zal worden voor zo min mogelijk overlast voor omwonenden;
- Uitbreiding van de horeca zal uitsluitend zijn toegestaan aan de achterzijde van het pand Hauwert 112 en gedeeltelijk aan de zuid/oostzijde van het pand Hauwert 112;
- Logiesgebouw is niet toegestaan.
2.9.    De gronden waarop het restaurant is gevestigd hebben ingevolge het voorliggende bestemmingsplan de bestemming "Restaurant c.a.".
Ingevolge artikel 3.1, onder a, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de gronden met de bestemming "Restaurant c.a." bestemd voor gebouwen ten behoeve van een restaurant en logies met de daarbij behorende voorzieningen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "logies toegestaan".
Ingevolge artikel 3.5.2, onder e, van de planvoorschriften wordt tot een gebruik strijdig met deze bestemming in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen voor een restaurant, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "logies toegestaan".
2.10.    Ingevolge artikel 1, onder 26, van de planvoorschriften wordt onder een restaurant verstaan een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden.
Ingevolge artikel 1, onder 25, van de planvoorschriften wordt onder een horecabedrijf en/of instelling verstaan een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een prostitutie- of escortbedrijf.
2.11.    De gemeenteraad heeft zich terzake van de aanvulling in de begripsomschrijving van horecabedrijf en/of instelling met de zinsnede "een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie" op het standpunt gesteld dat geen functiewijziging is beoogd en dat hiermee wordt beoogd een grote zaal en de stallen te exploiteren als feestzalen voor bruiloften en partijen.
2.12.    Het pand Hauwert 112 had in het vorige plan de bestemming "Woondoeleinden". In het onderhavige plan heeft het pand Hauwert 112 de bestemming "Restaurant c.a.".
Een groot deel van de onder het vorige plan voor "Horecadoeleinden" bestemde gronden gelegen ten noord-oosten van het pand Hauwert 112, is in het voorliggende plan voorzien van de aanduiding "logies toegestaan". De planvoorschriften stellen geen beperkingen aan het aantal toegestane slaapplaatsen. Het gemeentebestuur heeft gesteld dat ter plaatse van de aanduiding "logies toegestaan" twee bruidsuites zullen worden gerealiseerd.
2.13.    Volgens de toelichting biedt het plan een beperkte ontwikkelingsruimte aan een aanwezige functie en dient het daarmee de werkgelegenheid binnen de gemeente.
2.14.    Tussen de percelen Hauwert 110 en 112 en tussen de percelen Hauwert 112 en 114 is thans sprake van een doorzicht naar de achterliggende gebieden. In het voorliggende plan zijn ter plaatse van deze doorzichten grondwallen met beplanting en een parkeerterrein voorzien. Tussen de percelen Hauwert 110 en 112 is daarnaast in een (transparant) bouwwerk voorzien. Volgens het gemeentebestuur zullen de grondwallen het zicht op de parkeervoorzieningen beperken, de omgeving afschermen voor autolichten en de geluidbelasting voor de omgeving beperken. Tevens vindt er door de aanleg van grondwallen voor de omgeving een beperking van de geluidbelasting plaats.
2.15.    Ingevolge artikel 6.1, onder e, van de planvoorschriften zijn de op de kaart voor groenvoorzieningen aangewezen gronden onder meer bestemd voor grondwallen. Ingevolge artikel 6.3.2, onder a, van de planvoorschriften wordt tot een gebruik in strijd met de bestemming in ieder geval gerekend het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van een op de kaart aangegeven dwarsprofiel, indien en voorzover op de kaart een dwarsprofiel is aangegeven. Op de kaart zijn de dwarsprofielen 1 tot en met 6 aangegeven.
Ingevolge artikel 6.3.3, aanhef, en onder a, van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders, mits geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 6.3.2, onder a, van de planvoorschriften en toestaan dat wordt afgeweken van het op de kaart aangegeven dwarsprofiel, mits hierdoor geen wezenlijke verslechtering in de geluidssituatie optreedt.
2.16.    Volgens de toelichting op het plan is het bebouwingslint van Hauwert van hoge historisch-geografische waarde. De bestaande structuur, de open plekken tussen de bestaande bebouwing en het doorzicht naar het open landschap moeten worden behouden en waar mogelijk versterkt, aldus de toelichting.
2.17.    Het plan voorziet in het bouwkundig schakelen van de stolpboerderijen Hauwert 108 en 110.
Uit de toelichting op het plan blijkt dat het beleid is gericht op bescherming van karakteristieke panden, met name de stolpboerderijen. Het gemeentebestuur heeft zich terzake op het standpunt gesteld dat het bouwkundig schakelen van de stolpboerderijen Hauwert 108 en 110, niet leidt tot het verdwijnen van de stolpen.
2.18.    De toegangsweg ten noord-oosten van Hauwert 112 leidt ertoe dat de sloot gelegen langs de openbare weg (gedeeltelijk) zal worden gedempt.
2.19.    Ingevolge artikel 3.2.1, onder e van de planvoorschriften mag de dakhelling van een gebouw ten hoogste 60º bedragen. Ingevolge artikel 3.4, sub b, van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1, onder e, van de planvoorschriften en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verhoogd tot 80º.
2.20.    Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid heeft het gemeentebestuur zich op het standpunt gesteld dat het hier gaat om een sinds lange tijd bestaand bedrijf dat goed rendeert. Met de thans beoogde ontwikkeling wordt volgens het gemeentebestuur geen uitbreiding van de capaciteit beoogd, maar vooral betere voorzieningen zoals logies, parkeren, onderlinge verbindingen tussen de bedrijfsgebouwen enzovoorts. Gelet op het segment van de markt waar het bedrijf zich op richt, is het gemeentebestuur de mening toegedaan dat de kosten van deze voorzieningen zich zullen terugvertalen in de opbrengsten, zeker nu het bedrijf hierdoor nog beter aan de bestaande vraag kan beantwoorden. Het gemeentebestuur heeft daarbij verwezen naar het bedrijfsplan van het bedrijf, doch dit bedrijfsplan vanwege het vertrouwelijke karakter niet openbaar gemaakt. Verweerder heeft met dit standpunt van het gemeentebestuur ingestemd.
2.21.    Volgens het akoestisch rapport "Robacher's Watermolen Hauwert" van 13 oktober 2004 kan in de nieuwe situatie worden voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer. Dit geldt niet voor de tegenovergelegen woning Hauwert 129. Volgens de plantoelichting zal krachtens artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen ten aanzien van de woning Hauwert 129 een nadere eis worden gesteld in de vorm van een hogere geluidsnorm.
2.22.    De parkeervoorzieningen bieden ruimte voor 160 personenauto's en 6 bussen. Het gemeentebestuur stelt zich terzake op het standpunt dat volgens de aan het CROW/ASVV 2004 ontleende parkeernorm moet worden uitgegaan van 14 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte. Volgens het gemeentebestuur bedraagt de bruto vloeroppervlakte ongeveer 1200 m2. Volgens het gemeentebestuur betekent dit dat minimaal 168 parkeerplaatsen nodig zijn.
2.23.    Op 13 april 2004 is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij op een zestal plaatsen op de percelen Hauwert 108-112 grondboringen zijn uitgevoerd. In deze grondboringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Uit het plangebied zijn geen eerdere vondstmeldingen bekend.
De Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden geeft voor het grootste deel van het gebied een lage archeologische verwachting aan. Het meest noordwestelijke deel van het plangebied bevindt zich echter in een zone met een hoge archeologische verwachting. In een brief van De Steekproef, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, van 1 juni 2005 staat vermeld dat het terreindeel met een hoge archeologische verwachting niet door de geplande werkzaamheden zal worden bedreigd, omdat dit deel reeds bebouwd is.
2.24.    Ten behoeve van het plan heeft een ecologisch onderzoek naar de in het plangebied voorkomende soorten plaatsgevonden. Volgens dit onderzoek is de omgeving belangrijk voor vleermuizen, maar wordt het plangebied zelf waarschijnlijk weinig gebruikt door de vleermuizen. Mits er spaarzaam omgegaan wordt met de belichting op de parkeerplaats en geen lijnvormige elementen langs de straat verdwijnen, hoeven de vleermuizen geen hinder te ondervinden van de plannen. Bij het vergraven van de grond is het waarschijnlijk dat holen en/of verblijfplaatsen worden verstoord van algemene maar wel beschermde soorten als mol en veldmuis.
In de brief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 april 2005, waarbij het verzoek om een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet is afgewezen, staat vermeld dat voor deze soorten een algemene vrijstelling geldt. In voornoemde brief is voorts aangegeven dat indien spaarzaam wordt omgegaan met verlichting geen ontheffing vereist is voor vleermuizen en dat het verplaatsen van twee bomen om de parkeerplaats bereikbaar te maken geen significant effect heeft op de trekroute van de vleermuizen. Met betrekking tot de vogels waarvoor ontheffing is aangevraagd is aangegeven dat indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden, geen ontheffing vereist is.
2.25.    In een nadere toelichting op het ecologisch onderzoek is gesteld dat ondanks de omstandigheid dat het veldonderzoek heeft plaatsgevonden in de winterperiode en de vegetatie reeds was doodgespoten in verband met de aanleg van het parkeerterrein, een goed beeld van de terreintypen en de geschiktheid van het terrein voor dier- en plantsoorten kan worden verkregen. Volgens deze nadere toelichting is het ecologisch onderzoek niet alleen gebaseerd op het veldonderzoek van december 2003 maar ook op onderzoek in april/mei 2003 en literatuur, waarin recente verspreidingskaarten zijn opgenomen van een veelheid van soorten.
Met betrekking tot het voorkomen van de Kerkuil en de Steenuil in het plangebied is in de nadere toelichting opgemerkt dat het foerageer- en jachtgebied van deze soorten niet is beschermd.
2.26.    De luchtkwaliteit van het gebied is onderzocht in het rapport van Stroop raadgevende ingenieurs b.v. van 1 juli 2005. Volgens de tekst van de paragrafen 5.1. en 5.2. worden de grenswaarden voor de jaargemiddelde en de uurgemiddelde concentratie NO2 niet overschreden. Volgens de tekst van de paragrafen 5.3 en 5.4 worden de grenswaarden voor de jaargemiddelde en de vierentwintig-uur gemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) evenmin overschreden.
Het oordeel van de Afdeling
2.27.    Onbetwist staat vast dat het hier gaat om een sinds lange tijd ter plaatse bestaand horecabedrijf. De betrokken gronden hadden onder het vorige plan de bestemming "Horecadoeleinden".
2.28.    De Afdeling stelt vast dat de oppervlakte van de gronden met de bestemming "Restaurant c.a.", zonder de aanduiding "logies toegestaan" ten opzichte van de oppervlakte van de gronden met de bestemming "Horecadoeleinden" in het vorige plan slechts in zeer beperkte mate is toegenomen. Het plan voorziet met name in bebouwing ten behoeve van logies, de aanleg van een extra parkeerterrein, grondwallen en (ondergrondse) verbindingen tussen bedrijfsruimten.
Aangezien het gebruik van de gronden met de aanduiding "logies toegestaan" als restaurant niet is toegestaan doet een vergroting van de capaciteit van het restaurant zich in zoverre niet voor.
2.29.    De Afdeling is voorts van oordeel dat de begripsomschrijving van "horecabedrijf" in de planvoorschriften behorende bij het vorige plan, het houden van bruiloften en partijen niet uitsloot. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de aanvulling in het voorliggende plan van de begripsomschrijving van "horecabedrijf", met de zinsnede "een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie", niet tot een functiewijziging leidt.
Wel voorziet het plandeel in een functiewijziging voor zover de aanduiding "logies toegestaan" is opgenomen. Deze functiewijziging is beperkt, nu het gemeentebestuur heeft aangegeven dat deze aanduiding is opgenomen ten behoeve van twee bruidsuites en de oppervlakte van de gronden met de aanduiding "logies toegestaan" beperkt is.
2.30.    De gemeenteraad is bij het berekenen van de parkeerbehoefte uitgegaan van de normen van het CROW/ASVV2004. Verweerder heeft de toepassing van deze normen redelijk geacht, hetgeen de Afdeling niet onjuist acht. Evenmin is gebleken dat de door de gemeente gehanteerde oppervlakte onjuist is.
Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de extra parkeerplaatsen niet zozeer zijn bedoeld als uitbreiding maar met name zijn bedoeld ter voorkoming van overlast en gevaarlijke verkeerssituaties ten gevolge van foutief parkeren langs de openbare weg.
2.31.    Aannemelijk is gemaakt dat behoudens ten aanzien van de woning Hauwert 129, wordt voldaan aan de normen aan het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen. In de plantoelichting is aangegeven dat ten aanzien van de woning Hauwert 129 krachtens artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen een nadere eis zal worden gesteld in de vorm van een hogere geluidsnorm. Appellanten hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat deze nadere eis niet zal worden gesteld. De Afdeling acht het derhalve niet onjuist dat verweerder rekening heeft gehouden met de nadere eis waarvan het gemeentebestuur heeft aangegeven deze op grond van de milieuregelgeving te zullen stellen.
Voor zover appellanten geluidsoverlast vrezen, wijst de Afdeling er in dit kader op dat het horecabedrijf aan de normen van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen, waaronder geluidsnormen, dient te voldoen. Ingeval niet aan deze normen wordt voldaan, betreft dat echter de handhaving die buiten het toetsingskader van deze procedure valt.
2.32.    Mede gelet op de omstandigheid dat het hier een bestaand horecabedrijf in het buitengebied betreft, overweegt de Afdeling dat verweerder een groter gewicht heeft mogen toekennen aan een goede milieuhygiënische en landschappelijke inpassing van het horecabedrijf, dan aan het behoud van de vrije doorzichten, wat van het beschermenswaardige karakter van de doorzichten overigens zij.
Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat door de aanleg van de grondwallen het zicht op het horecabedrijf en de parkeervoorzieningen wordt beperkt alsmede de omgeving wordt afgeschermd voor autolichten. Bovendien leidt de aanleg van de grondwallen tot een beperking van de geluidoverlast, waaronder ook de geluidoverlast veroorzaakt door het napraten van bezoekers, het dichtslaan van portieren en het starten van auto's.
2.33.    Gelet op het voorgaande geeft het in beroep aangevoerde geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van appellanten zich niet voordoet.
De omstandigheid dat in het kader van het raadsbesluit van 2 september 2002 bij appellanten bepaalde verwachtingen zijn gewekt, onder meer dat het plan niet zou voorzien in logiesgebouwen, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien de gemeenteraad de bevoegdheid heeft op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vast te stellen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt.
2.34.    Voor zover appellanten bezwaren hebben tegen het bouwkundig schakelen van de stolpboerderijen en de vrijstellingsbepaling ten aanzien van de dakhelling, waardoor de bouwhoogte kan worden vergroot, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat de planregeling in samenhang met de feitelijke situatie ter plaatse tot een dusdanige aantasting van de karakteristieke stolpboerderijen en het dorpsgezicht van Hauwert leidt dat verweerder niet in redelijkheid met deze planregeling heeft kunnen instemmen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat vrijstelling op grond van artikel 3.4, sub b, van de planvoorschriften slechts kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld. Bovendien zal ook in het kader van een bouwaanvraag op de aspecten van welstand worden getoetst.
Voorts is niet aannemelijk geworden dat de extra metrages die bij eventuele toepassing van de vrijstelling op grond van artikel 3.4, sub b, van de planvoorschriften kunnen vrijkomen, voor horecadoeleinden zullen worden gebruikt.
2.35.    Ten behoeve van het plan heeft een ecologisch onderzoek plaatsgevonden. Volgens de nadere toelichting is het ecologisch onderzoek niet alleen gebaseerd op veldonderzoek van december 2003 maar ook op onderzoek in april/mei 2003 en literatuur, waarin recente verspreidingskaarten zijn opgenomen van een veelheid van soorten. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het onderzoek voldoende representatief is.
Blijkens de brief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 april 2005 heeft het verplaatsen van twee bomen om de parkeerplaats bereikbaar te maken geen significant effect op de trekroute van de vleermuizen en is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet vereist.
Voor zover appellanten betogen dat in het pand Hauwert 114 af en toe een Kerkuil aanwezig is en in de naaste omgeving Steenuilen voorkomen, overweegt de Afdeling dat appellanten geen gegevens hebben overgelegd die een begin van bewijs leveren dat deze te beschermen diersoorten zich ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen" Restaurant c.a.", "Groenvoorzieningen", "Parkeerterrein" en "Doeleinden van verkeer en verblijf" bevinden.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat verweerder, in navolging van de gemeenteraad, zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Hierbij heeft verweerder tevens in aanmerking kunnen nemen dat de bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen kunnen plaatsvinden.
2.36.    Ten behoeve van het plan heeft voorts een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat verweerder zich hierop bij het nemen van hun besluit niet had mogen baseren.
2.37.    Anders dan appellanten veronderstellen is in het onderzoek naar de luchtkwaliteit wel getoetst aan de grenswaarden voor de uurgemiddelde concentratie NO2 en de vierentwintig-uur gemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM 10). Appellanten hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat dit onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat verweerder zich hierop bij het nemen van hun besluit niet had mogen baseren. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen strijd is met de normen zoals vervat in het Besluit luchtkwaliteit 2005.
2.38.    Anders dan appellanten betogen, is voldoende inzicht gegeven in de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid en de elementen die in dat onderzoek zijn betrokken. Onder verwijzing naar de aard van de voorzieningen en het bedrijfsplan heeft verweerder voldoende inzichtelijk gemaakt op grond waarvan hij van mening is dat de economische uitvoerbaarheid van het plan is verzekerd.
2.39.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plandeel met de bestemmingen "Restaurant c.a., "Groenvoorzieningen", "Parkeerterrein" en "Doeleinden van verkeer en verblijf" niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.40.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2007
317-525.