Uitspraak
200203014/1leidt niet tot een ander oordeel, nu, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, de omstandigheden in die zaak niet rechtens vergelijkbaar zijn met die van deze zaak.
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een bouwvergunning is afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had op 29 september 2004 een bouwvergunning verleend aan de Stichting Voortgezet Onderwijs Haaglanden voor de oprichting van een schoolgebouw op een perceel in Den Haag. Appellant, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, stelde dat zijn bezwaarschrift tijdig was ingediend, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
De Raad van State oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn bezwaarschrift op de juiste wijze was ingediend. Het college had aangetoond dat het bezwaarschrift niet was ontvangen, omdat het naar een verkeerd faxnummer was gestuurd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college zijn onderzoek naar de ontvangst van het bezwaarschrift adequaat had uitgevoerd. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van partijen in het bestuursrecht. De Raad van State bevestigde dat het risico van een verkeerde indiening bij appellant ligt, en dat het college niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de gevolgen van deze fout.