ECLI:NL:RVS:2007:AZ8498

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605504/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan en rechtszekerheid in Noord-Beveland

In deze zaak heeft de Raad van State op 14 februari 2007 uitspraak gedaan over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Bebouwde kom Kamperland 2004" door de gemeenteraad van Noord-Beveland. Het bestemmingsplan werd vastgesteld op 24 november 2005, na een voorstel van het college van burgemeester en wethouders. De goedkeuring door de gedeputeerde staten van Zeeland op 13 juni 2006 werd door appellant betwist, die stelde dat hij niet adequaat was geïnformeerd over de plannen en dat de goedkeuring in strijd was met de goede ruimtelijke ordening.

De appellant voerde aan dat de gemeenteraad hem een onjuiste kaart had getoond, waardoor hij niet in staat was om een zienswijze in te dienen. Hij stelde dat het plan schade zou toebrengen aan de bewoners van de Veerweg en het dorpsgezicht zou aantasten. De verweerder, de gedeputeerde staten van Zeeland, verdedigde de goedkeuring van het plan en stelde dat er geen procedurefouten waren gemaakt en dat het plan voldeed aan de wettelijke vereisten.

De Raad van State oordeelde dat het bestreden plandeel in strijd was met de rechtszekerheid, omdat het plan geen duidelijke regeling bevatte voor de combinatie van functies. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde de goedkeuring van het plandeel. De Raad van State oordeelde dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk was, en onthield goedkeuring aan het plandeel. Tevens werd de provincie Zeeland veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.

Uitspraak

200605504/1.
Datum uitspraak: 14 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2005 heeft de gemeenteraad van Noord-Beveland, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 november 2005, het bestemmingsplan "Bebouwde kom Kamperland 2004" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 juni 2006, kenmerk RMW0606320/145/30, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 27 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 juli 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief die op 22 augustus 2006 is binnengekomen.
Bij brief van 21 september 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het gemeentebestuur. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2007 waar appellant in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door M. de Koeijer, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar als partij de raad van de gemeente Noord-Beveland gehoord, vertegenwoordigd door M. van der Maarl, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Standpunt van de appellant
2.3.    Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel waarmee wordt beoogd de bouw van zorgwoningen ten behoeve van senioren mogelijk te maken op de herstructureringslocatie aan de Korte Nieuwstraat. Hiertoe voert hij onder meer aan dat vanwege het gemeentebestuur bij de inzage in het ontwerp van het plan hem een onjuiste kaart is getoond. Het betrof een zwart-witte schets volgens welke alleen de bestemming wordt gewijzigd. Op deze schets was niet aangegeven op welke wijze het gebied planologisch wordt ingevuld of het gebied wordt ingericht. Hij stelt dat hij en zijn medebewoners van de Veerweg hierdoor niet in staat zijn geweest een zienswijze over het juiste ontwerpplan in te dienen.
Daarnaast stelt appellant dat door het plan zowel materiële als immateriële schade voor de bewoners aan de Veerweg zal ontstaan en dat het dorpsgezicht door het plan zal worden aangetast.
Standpunt van de verweerder
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien om aan het bestreden plandeel goedkeuring te onthouden. Verweerder is van mening dat dit plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens verweerder is het plan en de totstandkoming ervan evenmin in strijd met het recht. In dat verband stelt hij zich op het standpunt dat niet is gebleken dat het gemeentebestuur van Noord-Beveland bij de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een procedurefout heeft gemaakt en dat gebleken is dat de terinzagelegging aan alle wettelijke vereisten voldoet. Uit vergelijking van de plankaarten blijkt dat het vastgestelde plan niet in sterke mate afwijkt van het voorgaande ontwerp. Tevens is appellant in de gelegenheid geweest zienswijzen in te dienen en hij heeft dit ook gedaan voor zover in het plan is voorzien in een bestemming voor wonen met zorgcomponent op de herstructureringslocatie.
Op de betreffende locatie kan nu ook reeds bebouwing worden opgericht, ook in de sfeer van met name ouderenhuisvesting. Ernstig verlies van bezonning is niet aannemelijk en in vergelijking met het huidige planologische regime zal er sprake zijn van verbetering. Het standpunt van appellant dat de in het plan opgenomen maximale hoogtes niet in het dorpsbeeld passen, wordt niet gedeeld.
Vaststelling van de feiten
2.5.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.5.1.    Appellant is eigenaar van het perceel [locatie] te [plaats]. Op de plankaart heeft het plandeel dat betrekking heeft op het gebied dat aan de achterzijde van dit perceel grenst, een kleur die correspondeert met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)". Het plandeel is tevens voorzien van de aanduiding "Md + Mm + Wzo", waarmee is beoogd aan te geven dat het plandeel meer specifiek is bestemd voor dorpshuis , medische voorzieningen en wonen met zorgcomponent.
2.5.2.    Ingevolge artikel 5 van de planvoorschriften zijn, wanneer op grond van het plan gronden bestemd zijn voor meerdere doeleinden, de desbetreffende voorschriften gezamenlijk van toepassing voor het toelaatbare gebruik en de toelaatbare bebouwing.
In de plantoelichting is hieromtrent het volgende bepaald:
"In het bestemmingsplan is een gecombineerde (dubbel) bestemming opgenomen. Het betreft de bestemming "Waterstaatkundige doeleinden" welke is gecombineerd met "Verkeersdoeleinden", "Detailhandel", "Horecadoeleinden", "Woondoeleinden" en "Groenvoorzieningen I". De gezamenlijke bepalingen van gecombineerde bestemmingen zijn voor zowel het bouwen als het gebruik van toepassing. Ten behoeve van de te beschermen waarden is bij de desbetreffende bepalingen een voorrangsregeling opgenomen."
2.5.3.    Ingevolge artikel 7 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op de plankaart voor "Woondoeleinden (W)" aangewezen gronden bestemd voor de huisvesting van personen. Ter plaatse van de op de plankaart opgenomen subbestemmingen zijn de gronden bestemd voor:
-Wv: vrijstaande woningen;
-Wt: twee aaneen gebouwde woningen;
-Wa: aaneengesloten woningen (minimaal twee aaneen);
-Wl: maximaal twee aaneen gebouwde woningen (lintbebouwing);
-Wzo: wonen met zorgcomponent.
2.5.4.    Ingevolge artikel 9 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op de plankaart voor "Maatschappelijke doeleinden (M)" aangewezen gronden bestemd voor educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Ter plaatse van de op de plankaart opgenomen subbestemmingen zijn de gronden bestemd voor:
-Md: dorpshuis;
-Mr: religieuze voorzieningen;
-Mo: onderwijsvoorzieningen;
-Mm: medische voorzieningen;
-Mn: nutsvoorzieningen;
-Mb: begraafplaats.
Het oordeel van de Afdeling
2.6.    Met het plandeel in kwestie wordt beoogd een dorpshuis en bebouwing voor medische voorzieningen en bebouwing voor medische voorzieningen en voor wonen met zorgcomponent mogelijk te maken.
Afgaande op de kleurstelling op de plankaart is het plandeel in kwestie bestemd voor "Maatschappelijke doeleinden (M)" en niet voor "Woondoeleinden (W)". Gelet op het op de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" betrekking hebbende artikel 9 van de planvoorschriften, laat het plan niet toe dat de desbetreffende gronden met deze bestemming worden gebruikt voor woondoeleinden.
Afgaande op de lettercodering die op de plankaart aan het plandeel in kwestie is gegeven, is dit plandeel bestemd voor "Maatschappelijke doeleinden (M)" - meer in het bijzonder voor een dorpshuis en medische voorzieningen - en tevens voor "Woondoeleinden (W)" - meer in het bijzonder voor wonen met zorgcomponent.
Het plan kent echter, behoudens in artikel 5 ten aanzien van de bestemming "Waterstaatkundige doeleinden", zoals ook uit de toelichting op dit artikel blijkt, geen regeling voor een combinatie van functies, laat staan dat in het plan voorschriften zijn opgenomen die de onderlinge verhouding van deze functies regelen.
Op grond van het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het bestreden plandeel in strijd is met de rechtszekerheid. Door het plandeel niettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met dit beginsel in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Hieruit volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het in geding zijnde plandeel.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige in beroep aangevoerde bezwaren van appellant geen bespreking meer.
Proceskostenveroordeling
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 13 juni 2006, kenmerk RMW 0606320/30/145/30 voor zover hierbij goedkeuring is verleend aan het op de bij deze uitspraak horende kaart 1 aangegeven plandeel;
III.    onthoudt goedkeuring aan het onder II genoemde plandeel;
IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd;
V.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zeeland tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Zeeland aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de provincie Zeeland aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel
Lid van de enkelvoudige kamer    w.g. Kooijman
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2007
177-545.