200603496/1.
Datum uitspraak: 21 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te Schiermonnikoog,
tegen de uitspraak in de zaken nos. 05/1782 en 05/1783 van de rechtbank Leeuwarden van 1 mei 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog.
Bij besluit van 12 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog aan Politie Fryslân sloopvergunningen en een aanlegvergunning verleend voor het slopen van een politiebureau op het perceel Voorstreek 28 te Schiermonnikoog, kadastraal bekend SMN01 B 2284 G 0000.
Bij besluit van 27 juli 2005 heeft het college aan Politie Fryslân een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een politiebureau op het perceel Voorstreek 28 te Schiermonnikoog, kadastraal bekend SMN01 B 1752.
Bij besluit van 14 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog de tegen deze besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 mei 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [wederpartijen] en appellanten bij brief van 7 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog van antwoord gediend.
Bij brief van 10 juli 2005 heeft Politie Fryslân die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen een reactie ingediend.
[wederpartijen] hebben het door hun ingestelde hoger beroep op 31 december 2006 ingetrokken.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 januari 2007, waar Politie Fryslân, vertegenwoordigd door mr. D.J.G.M. de Boer, is verschenen.
2.1. Appellanten hebben geen beroep ingesteld tegen het besluit van 14 oktober 2005. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat appellanten dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Zij kunnen daarom, gelet op artikel 6:13, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geen hoger beroep instellen. Het hoger beroep van appellanten is daarom niet-ontvankelijk.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Huijben
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2007