ECLI:NL:RVS:2007:AZ9479

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200609418/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor windturbine aan de Boekelerdijk te Alkmaar

Op 14 november 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar aan Windenergie Boekelermeer B.V. een vergunning voor het oprichten en in werking hebben van een windturbine (T-4) aan de Boekelerdijk te Alkmaar. Dit besluit werd op 23 november 2006 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te Alkmaar, op 29 december 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 5 februari 2007, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. L. de Man en de verweerder door A. Rijvordt, ambtenaar van de Milieudienst Regio Alkmaar. Ook de vergunninghoudster was aanwezig, vertegenwoordigd door ing. R. Wiecherink.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Th.G. Drupsteen, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij merkte op dat een eerder verleende bouwvergunning voor de windturbine op 14 januari 2005 was herroepen en dat er nog geen nieuwe bouwvergunning was verleend. Hierdoor was het bestreden besluit nog niet in werking getreden. Bovendien werd ter zitting verklaard dat de windturbine pas in 2009 zou worden geplaatst, wat de noodzaak voor een voorlopige voorziening ondermijnde.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2007.

Uitspraak

200609418/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Alkmaar,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2006 heeft verweerder aan Windenergie Boekelermeer B.V. een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een windturbine (T-4) aan de Boekelerdijk te Alkmaar. Dit besluit is op 23 november 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 29 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 29 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 februari 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L. de Man, en verweerder, vertegenwoordigd door A. Rijvordt, ambtenaar van de Milieudienst Regio Alkmaar, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door ing. R. Wiecherink.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Uit de stukken blijkt dat een bij besluit van 14 januari 2005 voor de oprichting van de windturbine verleende bouwvergunning is herroepen. Een nieuwe bouwvergunning is nog niet verleend. Gelet op het bepaalde in artikel 20.8 van de Wet milieubeheer is het bestreden besluit daarom nog niet in werking getreden. Voorts heeft vergunninghoudster ter zitting verklaard dat de windturbine vanwege de levertijd pas in 2009 zal worden geplaatst. Onder die omstandigheden bestaat geen onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.3.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Heijerman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2007
255-483.