ECLI:NL:RVS:2007:AZ9481

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603057/6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • R. van der Spoel
  • J.H. van Kreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad mr. B.J. van Ettekoven in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak hebben verzoekers op 6 februari 2007 een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraad mr. B.J. van Ettekoven, die belast was met het vooronderzoek in een bestuursrechtelijke procedure tegen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken. De wraking werd aangevraagd omdat verzoekers van mening waren dat de staatsraad ongeschikt was om het vooronderzoek te verrichten en blijk gaf van vooringenomenheid. Dit zou blijken uit het feit dat de staatsraad niet had voldaan aan hun verzoek om de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) te wijzen op een te beperkte interpretatie van de onderzoeksopdracht. Daarnaast voerden verzoekers aan dat de staatsraad eerder had geoordeeld over de ontvankelijkheid van een beroep van een andere partij in de hoofdzaak, wat volgens hen ook duidde op vooringenomenheid.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het wrakingsverzoek op 14 februari 2007 behandeld. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich te verantwoorden. In de overwegingen van de Afdeling werd uiteengezet dat het wrakingsverzoek niet was gebaseerd op feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar konden brengen. De Afdeling concludeerde dat de argumenten van verzoekers niet voldoende waren om de wraking te rechtvaardigen. De beslissingen van de staatsraad over de interpretatie van de onderzoeksopdracht en de ontvankelijkheid van het beroep van een andere partij waren niet relevant voor de wrakingsprocedure.

Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de staatsraad in twijfel konden trekken. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 20 februari 2007.

Uitspraak

200603057/6.
Datum beslissing: 20 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
de raad van de gemeente Onderbanken, het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken en de gemeente Onderbanken,
verzoekers,
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) van mr. B.J. van Ettekoven als staatsraad die belast is met het vooronderzoek in de zaak no. 200603057/1.
1.    Procesverloop
Bij brief van 6 februari 2007 hebben verzoekers verzocht om wraking van mr. B.J. van Ettekoven (hierna: de staatsraad) bij de behandeling van het geding tussen, onder anderen, verzoekers en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken (zaak no. 200603057/1; hierna: de hoofdzaak).
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 14 februari 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door prof. mr. A.Q.C. Tak, zijn gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.    Verzoekers betogen, samengevat weergegeven, dat de staatsraad ongeschikt is om het vooronderzoek te verrichten omdat hij onvoldoende gestalte geeft aan zijn verantwoordelijkheden in het vooronderzoek.
Voorts betogen zij dat de staatsraad blijk geeft van vooringenomenheid ten aanzien van het door de Afdeling nog te beslechten geding. Daartoe voeren zij aan dat de staatsraad niet heeft voldaan aan hun herhaalde verzoek om de door hem als deskundige benoemde Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) erop te wijzen dat haar interpretatie van de onderzoeksopdracht te beperkt is maar dat, daarentegen, de staatsraad in zijn beslissingen op dit herhaalde verzoek uitdrukkelijk met deze te beperkte interpretatie heeft ingestemd.
Ook het feit dat de staatsraad reeds uitspraak heeft gedaan omtrent de ontvankelijkheid van het beroep van een andere partij in de hoofdzaak, geeft blijk van zijn vooringenomenheid, aldus verzoekers.
2.3.    Het betoog van verzoekers dat de staatsraad ongeschikt is om het vooronderzoek te verrichten, behelst geen feiten of omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen worden geschaad. Dit betoog, wat daarvan ook zij, kan derhalve geen doel treffen.
2.4.    In deze wrakingsprocedure staan de beslissingen van de staatsraad op het herhaalde verzoek van verzoekers betreffende de interpretatie van de onderzoeksopdracht door de StAB, als zodanig niet ter beoordeling.
Het instrument van wraking is immers niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen te worden aangewend. Evenmin is aanvaardbaar dat dit middel wordt aangewend teneinde te bewerkstelligen dat alsnog op de door verzoekers verlangde wijze wordt voldaan aan bedoeld verzoek. Vorenbedoelde beslissingen van de staatsraad geven geen aanknopingspunt voor het oordeel dat hij het vooronderzoek verricht op een wijze die blijk geeft van vooringenomenheid ten aanzien van het door de Afdeling nog te beslechten geding.
De omstandigheid dat de staatsraad heeft geoordeeld over de ontvankelijkheid van het beroep van een andere partij in de hoofdzaak, is evenmin grond voor wraking. In de desbetreffende uitspraak is op geen enkele wijze vooruitgelopen op een inhoudelijke beoordeling van de hoofdzaak. Mitsdien is geen sprake van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.5.    Nu ten aanzien van de staatsraad ook overigens niet is gebleken van enig feit of van enige omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, dient het verzoek te worden afgewezen.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin             w.g. Rop
Voorzitter        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2007
417.