ECLI:NL:RVS:2007:BA0107

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606125/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.H.B. van der Meer
  • F.P. Zwart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van suppletie-uitkering en dividend tussen gemeenten Goirle en Alphen-Chaam

In deze zaak gaat het om de verrekening van een suppletie-uitkering en dividend tussen de gemeenten Goirle en Alphen-Chaam. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant had op 8 februari 2001 een besluit genomen over het te verrekenen bedrag tussen de twee gemeenten, waarbij ook een rentevergoeding was vastgesteld. Dit besluit werd later aangevuld en herzien. De gemeente Goirle had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 juli 2006, waarin de rechtbank het bezwaar van Goirle gegrond verklaarde en het besluit van gedeputeerde staten vernietigde. De rechtbank bepaalde dat bij de verrekening van de suppletie-uitkering een bedrag van € 165.856,33 ten bate van Goirle moest worden betrokken, en dat bij de verdeling van het dividend van de aandelen Intergas N.V. een bedrag van € 132.856,33 ten bate van Goirle moest worden betrokken.

De gemeente Alphen-Chaam ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft de zaak op 30 januari 2007 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de suppletie-uitkering volledig aan Goirle moest worden toegekend. De Afdeling stelde vast dat de gedeputeerde staten in redelijkheid hadden kunnen besluiten om slechts 50% van de suppletie-uitkering aan het gebiedsdeel Riel toe te rekenen, en dat de gemeente Alphen-Chaam recht had op een deel van de suppletie-uitkering. De Raad van State verklaarde het hoger beroep van de gemeente Goirle ongegrond en dat van Alphen-Chaam gegrond, en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de suppletie-uitkering. De Raad van State bevestigde de overige delen van de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

200606125/1.
Datum uitspraak: 7 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    de gemeente Goirle,
2.    de gemeente Alphen-Chaam,
appellanten,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 05/1407 EN AWB 05/1459 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 juli 2006 in de gedingen tussen:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
en
appellanten.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2001, aangevuld bij besluit van 26 april 2001, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: gedeputeerde staten) het tussen de gemeenten Goirle en Alphen-Chaam te verrekenen bedrag vastgesteld, vermeerderd met een rentevergoeding, alsmede bepaald dat het geen aanleiding ziet voor verrekening van de suppletie-uitkering ingevolge de Financiële-verhoudingswet (hierna: de suppletie-uitkering) en met betrekking tot het aandelenpakket Intergas N.V.
Bij besluit van 11 september 2001 hebben gedeputeerde staten het daartegen door appellant sub 1 (hierna: de gemeente Goirle) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 januari 2003 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door de gemeente Goirle ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat gedeputeerde staten een nieuw besluit dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Bij uitspraak van 1 oktober 2003,
200301160/1, heeft de Afdeling de aangevallen uitspraak bevestigd, met dien verstande dat door gedeputeerde staten een nieuw besluit dient te worden genomen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak van de Afdeling is overwogen.
Bij besluit van 5 april 2005 hebben gedeputeerde staten het door de gemeente Goirle tegen het besluit van 8 februari 2001 gemaakte bezwaar alsnog gedeeltelijk gegrond verklaard en dat besluit, voor zover thans van belang, als volgt herzien:
1. bij de verrekening van de suppletie-uitkering wordt ten bate van de gemeente Goirle een bedrag van € 82.610,27 betrokken;
2. bij de verdeling van het dividend van de aandelen Intergas N.V. wordt ten bate van de gemeente Goirle een bedrag van € 155.908,33 betrokken.
Bij uitspraak van 6 juli 2006, verzonden op 11 juli 2006, heeft de rechtbank  de daartegen de gemeente Goirle en appellant sub 2 (hierna: de gemeente Alphen-Chaam) ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het besluit van 8 februari 2001 herzien in dier voege, voor zover thans van belang,
- dat bij de verrekening van de suppletie-uitkering ten bate van de gemeente Goirle een bedrag van € 165.856,33 wordt betrokken;
- dat bij de verdeling van het dividend van de aandelen Intergas N.V. ten bate van de gemeente Goirle een bedrag van € 132.856,33 wordt betrokken.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de gemeente Goirle bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2006, en de gemeente Alphen-Chaam bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. De gemeente Alphen-Chaam heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 15 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 6 oktober 2006 hebben gedeputeerde staten van antwoord gediend.
Bij brief van 3 november 2006 heeft de gemeente Alphen-Chaam van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2007, waar de gemeente Goirle, vertegenwoordigd door S. de Knegt, ambtenaar van de gemeente, de gemeente Alphen-Chaam, vertegenwoordigd door P.A.M. Franken, ambtenaar van de gemeente, bijgestaan door mr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda, en gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door H.J.M.P.M. van den Bogaard en P.W.M. van Geel, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge de wet van 11 september 1996 tot gemeentelijke herindeling in de samenwerkingsgebieden Midden-Brabant, Breda en Westelijk Noord-Brabant en in een gedeelte van de samenwerkingsgebieden Zuidoost-Brabant en 's-Hertogenbosch (Stb. 1996, 449) zijn met ingang van 1 januari 1997 de gemeente Alphen en Riel en de gemeente Chaam opgeheven en is de nieuwe gemeente Alphen-Chaam ingesteld. Voorts is het gebied Riel toegevoegd aan de gemeente Goirle.
2.2.    Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling (hierna: de Wet arhi) gaan onverminderd het bepaalde in het tweede lid en in de artikelen 45 en 48 op de datum van herindeling alle rechten en verplichtingen van een op te heffen gemeente over op de gemeente waaraan haar gebied wordt toegevoegd, dan wel, wanneer het gebied naar meer dan één gemeente overgaat, naar de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente, zonder dat daarvoor een andere akte wordt gevorderd.
Ingevolge artikel 50, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arhi, voor zover hier van belang, wordt, indien in verband met het bepaalde in artikel 44 een verrekening tussen gemeenten dient plaats te vinden, de besturen van die gemeenten gehoord, het bedrag en, zo nodig, de wijze van betaling vastgesteld door gedeputeerde staten van de betrokken provincie.
Ingevolge het tweede lid kunnen bij het vaststellen van het bedrag van de verrekening, bedoeld in het eerste lid, reserves en voorzieningen worden betrokken.
2.3.    Ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling van 1 oktober 2003 hebben gedeputeerde staten bij besluit van 5 april 2005 bij de verrekening alsnog, met toepassing van artikel 50, tweede lid, van de Wet arhi ten bate van de gemeente Goirle:
1.  dividend over de aandelen Intergas N.V., voor zover deze betrekking hebben op de aansluitingen in het gebied Riel, zijnde een bedrag van € 155.908,33, betrokken;
2.  de suppletie-uitkering voor een bedrag van € 82.610,27 betrokken.
Dividend
2.4.    Het bedrag van € 155.908,33 heeft de gemeente Alphen-Chaam in de periode 1997-2000 ontvangen aan dividend inzake de met de aansluitingen in de woningen in het gebiedsdeel Riel samenhangende 22 aandelen Intergas N.V.
2.5.    Het hoger beroep van de gemeente Goirle is uitsluitend gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat geen recht bestaat op de afkoop van dividend op basis van de contante waarde van een oneindige reeks. De gemeente Goirle betoogt dat uit artikel 44 en 50 van de Wet arhi volgt dat verrekening dient plaats te hebben naar de situatie per de datum van herindeling, 1 januari 1997, en dat wijzigingen die nadien hebben plaatsgevonden daarbij niet mogen worden betrokken.
2.5.1.    In de vergadering van aandeelhouders van Intergas N.V. van 5 juni 1996 is besloten dat per 31 december 1996 voor de laatste maal een mutatie in het aantal te houden aandelen zal plaatsvinden op basis van inwonertal. Het op basis hiervan verkregen aantal aandelen blijft de basis voor latere mutaties. Vanaf 1 januari 1997 geldt het criterium van aansluitingen. Per 1 januari 2001, en vervolgens telkenmale na vier jaren, wordt de wijziging in het aantal aansluitingen ten opzichte van 31 december 1996 respectievelijk de latere peildatum vastgesteld.
Ingevolge artikel 4.6. van de statuten van Intergas N.V. van 14 augustus 1996 (hierna: de statuten) is het aantal door een gemeente te houden aandelen in principe gerelateerd aan het aantal inwoners van de betreffende gemeente, met dien verstande dat met ingang van 1 januari 1997 wijzigingen in het aantal door een gemeente te houden aandelen in principe zullen zijn gerelateerd aan het aantal aansluitingen op het energiedistributiesysteem van de vennootschap van de gemeente.
2.5.2.    Op grond van artikel 4.6. van de statuten gelezen in samenhang met voornoemd besluit van 5 juni 1996 heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat op de datum van herindeling, 1 januari 1997, vast stond dat de gemeente Alphen-Chaam vanaf 1 januari 2001 geen dividend meer zou ontvangen over aan het gebiedsdeel Riel toe te rekenen aandelen en derhalve geen sprake is van een na 1 januari 1997 opgetreden wijziging.
De rechtbank heeft dan ook terecht geen grond gezien voor het oordeel dat gedeputeerde staten niet in redelijkheid en billijkheid hebben kunnen besluiten het in de verrekening te betrekken bedrag aan dividend over de aan het gebiedsdeel Riel toe te rekenen 22 aandelen te bepalen op het bedrag dat de gemeente Alphen-Chaam in de periode 1997-2000 feitelijk aan dividend over die aandelen heeft ontvangen.
2.6.    Het hoger beroep van de gemeente Goirle faalt derhalve. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden bevestigd.
Suppletie-uitkering
2.7.    De gemeente Alphen-Chaam betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat bij de verdeling van de suppletie-uitkering uitsluitend aansluiting dient te worden gezocht bij de verhouding van de oppervlakte van het gebied Riel tot die van de voormalige gemeente Alphen en Riel en dat enige objectieve rechtvaardigingsgrond om het aldus berekende bedrag, te weten 2/5 deel van € 413.051,34, zijnde € 165.220,54 te halveren niet aanwezig is.
2.7.1.    In artikel 2, tweede lid, van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet is bepaald dat bedragen die behoren bij een gemeente die per 1 januari 1997 wordt opgeheven, geheel ten goede komen aan of ten laste komen van de algemene rechtsopvolger van die gemeente.
Uit de parlementaire geschiedenis met betrekking tot dit artikel volgt dat indien een belangrijk deel van de inwoners van de op te heffen gemeente niet naar de algemeen rechtsopvolger gaat, maar naar een andere gemeente, dit een grond kan zijn voor verrekening tussen de betrokken gemeenten. Dit kan op de bij een herindeling gebruikelijke wijze plaatsvinden door middel van verrekeningen op grond van artikel 50 van de Wet arhi.
2.7.2.    De Afdeling stelt voorop dat uit het vorengaande volgt dat gedeputeerde staten bij het vaststellen van de verrekening van de suppletie-uitkering beleidsvrijheid toekomt, zodat de beslissing daarover terughoudend dient te worden getoetst.
Gedeputeerde staten hebben in hun besluit van 5 april 2005 gesteld dat de suppletie-uitkering tot doel heeft de gemeenten te laten ingroeien in het nieuwe verdeelsysteem van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. De verschillen in het oude en het nieuwe verdeelsysteem zijn ontstaan doordat er in het nieuwe verdeelsysteem meer maatstaven worden gehanteerd en er andere accenten worden gelegd. Het nieuwe systeem is sterker kosten georiënteerd en meer afgestemd op de belastingcapaciteit van een gemeente. Aangezien de uitkeringsfactoren deels samenhangen met en strekken tot compensatie van kosten, samenhangende met een gebied en deels met de totale financiële huishouding van een gemeente, achten gedeputeerde staten het zonder meer toekennen van 2/5 deel van de suppletie-uitkering aan het gebiedsdeel Riel niet redelijk maar dient, kijkend naar de billijkheid nu meer objectieve maatstaven ontbreken, 50% daarvan aan dat gebiedsdeel te worden toegerekend. Ter zitting van de rechtbank hebben gedeputeerde staten ter nadere toelichting van dit besluit gesteld dat de voormalige gemeente Alphen en Riel als gevolg van de wijziging van het verdeelsysteem van de algemene uitkering uit het gemeentefonds in een "te ruim jasje" zat. De suppletie-uitkering was bedoeld als overgangsregeling, ter dekking van zowel gebiedsgebonden kosten, als van andere kosten, waaronder die van personeel, huisvesting en gemeentewerken, die volledig bij de algemeen rechtsopvolger, de nieuwe gemeente Alphen-Chaam, terecht zijn gekomen.
Naar het oordeel van de Afdeling hebben gedeputeerde staten zich op grond van het vorenstaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval het toekennen van 2/5 deel van de suppletie-uitkering, zijnde een bedrag van € 165.220,54 aan het gebiedsdeel Riel niet redelijk en billijk is en dat kan worden volstaan met een verrekening van 50% daarvan, zijnde een bedrag van € 82.610,27.
2.8.    Het hoger beroep van de gemeente Alphen-Chaam is derhalve gegrond.
2.9.    De aangevallen uitspraak dient, op na te melden wijze, te worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de suppletie-uitkering. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van de gemeente Goirle tegen het besluit van gedeputeerde staten van 5 april 2005 alsnog ongegrond verklaren.
2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.11.    Een redelijke uitleg van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan de gemeente Alphen-Chaam wordt terugbetaald.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep van de gemeente Goirle ongegrond;
II.    verklaart het hoger beroep van de gemeente Alphen-Chaam gegrond;
III.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 juli 2006 in de zaken nos. AWB 05/1407 EN AWB 05/1459, voor zover daarbij:
- het beroep van de gemeente Goirle gegrond is verklaard;
- het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 5 april 2005 is vernietigd voor zover daarbij het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 8 april 2001 is herzien in dier voege dat bij de verrekening van de suppletie-uitkering Financiële-verhoudingswet ten bate van de gemeente Goirle een bedrag van € 82.610,27 wordt betrokken;
- het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant is herzien in dier voege dat bij de verrekening van de suppletie-uitkering ten bate van de gemeente Goirle een bedrag van € 165.220,54 wordt betrokken;
- is bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 5 april 2005;
- de provincie Noord-Brabant is gelast aan de gemeente Goirle het door haar betaalde griffierecht ad € 276,00 te vergoeden;
IV.    verklaart het door de gemeente Goirle bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
V.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
VI.    gelast dat de secretaris van de Raad van State aan de gemeente Alphen-Chaam het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 422,00 (zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek               w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter                                         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2007
71