ECLI:NL:RVS:2007:BA1121

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701186/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor woningen in Wageningen

Op 28 april 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Wageningen een bouwvergunning voor het bouwen van twee woningen op een perceel in Wageningen. Verzoekers, die bezwaar maakten tegen deze vergunning, kregen op 20 december 2006 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem te horen dat hun beroep ongegrond was. Hierop hebben zij op 13 februari 2007, bij de Raad van State, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 7 maart 2007.

Verzoekers stelden dat de bouwvergunning in strijd was met artikel 19 van het bestemmingsplan "Stadscentrum 2003" en dat het archeologisch onderzoek onvoldoende was om te concluderen dat er geen archeologische waarden in het gebied aanwezig waren. Ze vreesden dat de voortzetting van de bouwactiviteiten zou leiden tot een onomkeerbare situatie.

Tijdens de zitting bleek echter dat de grondwerkzaamheden al waren voltooid en dat de bouw van de tweede laag van de woningen aan de gang was. De Voorzitter oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat archeologische waarden zouden worden aangetast door de voortzetting van de bouw. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af.

Uitspraak

200701186/2.
Datum uitspraak: 13 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/5859 en 06/5860 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 20 december 2006 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Wageningen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wageningen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het bouwen van twee woningen op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Wageningen, sectie […], nr. […] (ged.).
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft het college het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2006, verzonden op 5 januari 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover hier van belang, het door verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 13 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 maart 2007.
Bij brief van 13 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 maart 2007, waar verzoekers en het college, vertegenwoordigd door C.A. Murray, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], als belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.W. van der Linde, advocaat te Ede, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de bouwvergunning is verleend in strijd met artikel 19 van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Stadscentrum 2003". Voorts betogen zij dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet heeft onderkend dat het verrichte archeologisch onderzoek in omvang te beperkt was om de vraag, of door de voorziene bouwactiviteiten archeologische waarden kunnen worden geschaad, definitief te kunnen beantwoorden. Met hun verzoek om schorsing van de verleende bouwvergunning beogen verzoekers te voorkomen dat door voortzetting van de bouwactiviteiten een onomkeerbare situatie ontstaat.
2.3.    Ter zitting is gebleken dat de grondwerkzaamheden ten behoeve van het bouwplan inmiddels zijn voltooid en dat momenteel werkzaamheden plaatsvinden ten behoeve van het aanbrengen van de tweede bouwlaag van de voorziene woningen. In dit stadium van de bouw bestaat geen grond voor het oordeel dat archeologische waarden, voor zover aanwezig, bij voortzetting van die bouwactiviteiten aangetast zullen worden. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.     Het verzoek om voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump                     w.g. Hanrath
Voorzitter                    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2007
392