ECLI:NL:RVS:2007:BA1133

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605152/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk inzake dwangsom voor het verwijderen van containers en paarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk, waarbij appellant onder oplegging van een dwangsom is gelast om containers, voorwerpen, materialen en paarden van bepaalde percelen te verwijderen. Het college had op 10 januari 2006 dit besluit genomen, waarna appellant bezwaar maakte. Op 18 april 2006 verklaarde het college het bezwaar gegrond voor wat betreft de paarden, maar handhaafde het besluit voor de rest. Appellant ging in beroep bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda, die op 11 mei 2006 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant stelde hiertegen hoger beroep in bij de Raad van State, dat op 12 maart 2007 ter zitting werd behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 21 maart 2007 geoordeeld dat appellant in hoger beroep enkel heeft verwezen naar zijn eerdere argumenten. De voorzieningenrechter had het beroep van appellant terecht verworpen, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.

Uitspraak

200605152/1.
Datum uitspraak: 21 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. 06/2152 en 06/2153 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 11 mei 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk (hierna: het college) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast de daarin vermelde containers, voorwerpen, materialen en de paarden van de percelen, plaatselijk bekend als [locatie] te [plaats] (hierna: de percelen), te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 18 april 2006 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het de hierboven bedoelde de last met betrekking tot de paarden betreft, het besluit van 10 januari 2006 in zoverre gewijzigd dat appellant een dwangsom verbeurt voor elke dag dat wordt geconstateerd dat op de percelen één of meerdere paarden worden gehouden of gefokt, en het besluit van 10 januari 2006 voor het overige in stand gelaten.
Bij uitspraak van 11 mei 2006, verzonden op 1 juni 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 11 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 september 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2007, waar het college, vertegenwoordigd door J. van Dalen, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant heeft in hoger beroep uitsluitend verwezen naar hetgeen hij bij de voorzieningenrechter en in bezwaar heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter heeft het beroep terecht en op goede gronden verworpen. Het hoger beroep is dan ook ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink                             w.g. Huijben
Lid van de enkelvoudige kamer          ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007
313-531.