ECLI:NL:RVS:2007:BA1160

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607237/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gedenkteken bij voormalige veevoederfabriek in Sint Maartensbrug

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Zijpe op 20 april 2005 een verzoek van appellant om een gedenkteken bij de voormalige veevoederfabriek in Sint Maartensbrug te plaatsen afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 18 oktober 2005 door het college niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Alkmaar, die op 15 september 2006 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 3 oktober 2006 is ingekomen.

De Raad van State heeft de zaak op 28 februari 2007 ter zitting behandeld, waarbij appellant in persoon aanwezig was. Appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de termijn voor het indienen van bezwaar niet verschoonbaar was, omdat de jurist die het bezwaarschrift zou beoordelen op vakantie was. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college de gevolgen van de afwezigheid van de deskundige voor rekening van appellant mocht laten. De termijnoverschrijding werd niet als verschoonbaar aangemerkt.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 maart 2007, waarbij mr. R.W.L. Loeb de beslissing heeft vastgesteld in aanwezigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200607237/1.
Datum uitspraak: 21 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],
tegen de uitspraak in zaak no. BESLU 05/2808 van de rechtbank Alkmaar van 15 september 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Zijpe.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zijpe (hierna: het college) een verzoek van appellant om een gedenkteken bij de voormalige veevoederfabriek op of aan de openbare weg in Sint Maartensbrug te mogen plaatsen afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2006, verzonden op 18 september 2006, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door hem ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 november 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2007, waar appellant in persoon is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het besluit van 20 april 2005 is op 28 april 2005 verzonden, zodat de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde termijn om daartegen bezwaar te kunnen maken op 9 juni 2005 is geëindigd. Het bezwaarschrift is op 13 juni 2005 op het gemeentehuis ontvangen.
2.2.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de overschrijding van de termijn ten onrechte niet verschoonbaar in de zin van artikel 6:11 van de Awb heeft geacht, nu deze te wijten was aan het feit dat de door hem ingeschakelde jurist, die het bezwaarschrift zou lezen en beoordelen, juist toen de termijn aan het verstrijken was met vakantie was.
2.3.    Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college de gevolgen van de gestelde afwezigheid van de door appellant ingeschakelde deskundige terecht voor diens rekening heeft gelaten, door geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in verband daarmee aan te nemen.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007
97-546