ECLI:NL:RVS:2007:BA1163

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606018/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
  • C.J.M. Schuyt
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar aanlegvergunning Keizersberg Elsendorp

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 3 juli 2006 het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. Appellanten, [appellante A] en [appellant B], hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel, dat op 25 mei 2005 een aanlegvergunning verleende voor het verbreden van de Keizersberg te Elsendorp en het aanleggen van (berm)voorzieningen. Het college verklaarde het bezwaar van appellanten op 20 december 2005 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat appellanten geen belanghebbenden waren bij het besluit van 25 mei 2005, omdat zij niet in de nabijheid van de Keizersberg wonen of gevestigd zijn. Appellanten stelden dat de vergunning ten behoeve van een kaasverwerkingsbedrijf was verleend, dat zich volgens hen op een andere locatie zou moeten vestigen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 februari 2007 behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De Afdeling oordeelde dat appellanten geen rechtstreeks betrokken belang hadden bij het besluit van 25 mei 2005, en bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200606018/1.
Datum uitspraak: 21 maart 2007.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante A] gevestigd te [plaats], en [appellant B], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/562 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juli 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel (hierna: het college) een aanlegvergunning verleend voor het verbreden van de Keizersberg te Elsendorp, gemeente Gemert-Bakel, en het aanleggen van (berm)voorzieningen.
Bij besluit van 20 december 2005 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2006, verzonden op 5 juli 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 14 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 oktober 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college en appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    Appellanten voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij geen belanghebbenden zijn bij het besluit van 25 mei 2005.
2.3.    Vaststaat dat [appellante A] niet is gevestigd en [appellant B] niet woont aan of in de nabijheid van de Keizersberg te Elsendorp. Appellanten hebben voorts geen gronden in de nabijheid van deze weg.
De door appellanten gestelde omstandigheid dat de aanlegvergunning is verleend ten behoeve van de vestiging van het kaasverwerkingsbedrijf van [partij] op een perceel aan de Keizersberg, terwijl dit bedrijf zich in de visie van appellanten zou moeten vestigen op gronden van appellanten elders in de gemeente Gemert-Bakel, leidt niet tot het oordeel dat zij op grond daarvan een rechtstreeks bij het besluit van 25 mei 2006 betrokken belang hebben. De omstandigheid dat de Afdeling naar aanleiding van een door appellanten ingediend beroep bij uitspraak van 14 december 2005 in zaak no.
200501739/1gedeeltelijk goedkeuring heeft onthouden aan het bestemmingsplan "Zeelandsedijk - Keizersberg, Elsendorp", vormt evenmin aanleiding om belanghebbendheid bij het onderhavige besluit aan te nemen. Gesteld noch gebleken is dat anderszins een belang van appellanten rechtstreeks bij het besluit van 25 mei 2005 is betrokken.
Gelet op het vorenstaande zijn appellanten geen belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit van 25 mei 2005. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college terecht het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink                                    w.g. Van Heusden
Voorzitter                                        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007.
163