ECLI:NL:RVS:2007:BA1169

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604892/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
  • C.J.M. Schuyt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bouwstopverzoek door college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van hun verzoek om een bouwstop op een perceel in de gemeente Gemert-Bakel. Het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel heeft op 20 mei 2005 het verzoek van appellanten afgewezen. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 september 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 19 mei 2006 het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarna appellanten hoger beroep hebben ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft op 1 februari 2007 de zaak behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat appellanten geen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het verzoek om handhaving. Dit betekent dat de afwijzing van het verzoek geen besluit is en dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.

Uitspraak

200604892/1.
Datum uitspraak: 21 maart 2007.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], gevestigd en wonend te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. Awb 05/3333 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 mei 2006 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.
1.    Procesverloop
Bij brief van 20 mei 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel (hierna: het college) het verzoek van appellanten tot het opleggen van een bouwstop op het perceel van [bedrijf belanghebbende] aan de [locatie] te [plaats], gemeente Gemert-Bakel (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 7 september 2005 heeft het college het door appellanten  daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 19 mei 2006, verzonden op 24 mei 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 3 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 9 augustus 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 september 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college en appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
2.2.    Appellanten voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij geen belanghebbenden zijn bij de beslissing van 20 mei 2005 op hun verzoek om een bouwstop.
2.3.    Vaststaat dat [appellante] niet is gevestigd en [appellant] niet woont aan of in de nabijheid van het perceel. Appellanten hebben voorts geen gronden in de nabijheid van het perceel. De omstandigheid dat appellanten elders in de gemeente Gemert-Bakel gronden in eigendom hebben, waar in de visie van appellanten het [bedrijf van belanghebbende] zou moeten worden gevestigd, levert niet een rechtstreeks belang op. De omstandigheid dat door appellanten in de omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan "Zeelandsedijk - Keizersberg, Elsendorp" gevoerde procedure beroep is ingesteld, noch het gegeven dat de Afdeling naar aanleiding van dit beroep bij uitspraak van 14 december 2005 in zaak no.
200501739/1goedkeuring heeft onthouden aan dat bestemmingsplan, voor zover dat de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de nadere aanduiding "opslag, be- en verwerking van kaas -obv-kaas" betreft, maakt niet dat ten aanzien van het onderhavige besluit belanghebbendheid moet worden aangenomen. Gesteld noch gebleken is dat anderszins een belang van appellanten rechtstreeks bij het verzoek om handhaving is betrokken.
2.4.    Nu gelet op het vorenstaande appellanten geen belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn bij het verzoek om handhaving, is geen sprake van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De afwijzing van dat verzoek is geen besluit. Het college heeft het tegen de afwijzing van het verzoek gerichte bezwaar dan ook terecht, als niet gericht tegen enig besluit, niet-ontvankelijk verklaard.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Heusden
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007.
163