ECLI:NL:RVS:2007:BA1199

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604847/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake huursubsidie en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 maart 2007 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 7 juni 2006. Het verzoeker, die in deze procedure niet bij naam is genoemd, had het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 juli 2005 verloren. De verzoeker vroeg om herziening op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat hij meende dat er feiten en omstandigheden waren die niet bekend waren vóór de eerdere uitspraak en die tot een andere beslissing hadden kunnen leiden.

De verzoeker stelde dat de berekeningen van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met betrekking tot de terugvordering van een deel van de huursubsidie over de jaren 1996-1997 onjuist waren. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet had aangetoond dat de feiten en omstandigheden die hij aan zijn verzoek ten grondslag legde, niet bekend waren vóór de eerdere uitspraak. De overgelegde stukken waren namelijk van vóór die uitspraak en konden dus niet als nieuw bewijs worden aangemerkt.

Daarnaast voerde de verzoeker aan dat de minister niet had gereageerd op zijn verzoek tot schadevergoeding. De Afdeling merkte op dat dit verzoek tot schadevergoeding na de eerdere uitspraak was ingediend en dat dit geen grond voor herziening kon opleveren. De Afdeling concludeerde dat het verzoek tot herziening moest worden afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.

Uitspraak

200604847/1.
Datum uitspraak: 21 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2006 in zaak no.
200507216/1.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 7 juni 2006 in zaak no.
200507216/1heeft de Afdeling het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 juli 2005 ongegrond verklaard en die uitspraak bevestigd. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.
Bij brief van 22 juni 2006 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brieven van 2 en 29 september en 3 november 2006 en 1 februari 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 februari 2007, waar de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, vertegenwoordigd door mr. H. Iepenburg, ambtenaar in dienst van het ministerie, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.    In het verzoekschrift heeft verzoeker uiteengezet, dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak waarvan hij herziening verzoekt. Hij stelt dat - samengevat - de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan het besluit om een deel van de hem toegekende en uitgekeerde huursubsidie over het tijdvak 1996-1997 terug te vorderen ten grondslag gelegde berekeningen onjuist zijn.
2.3.    Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Het rechtsmiddel is niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aanvankelijk aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
2.3.1.    Gesteld noch gebleken is dat de door verzoeker aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden betreffende zijn inkomen in 1995 en 1996 hem niet bekend waren en konden zijn vóór de uitspraak, waarvan hij herziening verzoekt. De ter toelichting overgelegde stukken dateren van ruim vóór die uitspraak.
2.4.    Verzoeker voert voorts aan dat de minister tot op heden niet heeft gereageerd op zijn verzoek tot schadevergoeding.
2.5.    In de uitspraak van 7 juni 2006 is overwogen dat verzoeker bij de minister een afzonderlijk verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, waarop de minister voornemens is binnenkort te beslissen. Dat de minister dat, naar gesteld, nog niet heeft gedaan, heeft zich na de uitspraak van de Afdeling voorgedaan en levert daarom geen grond op voor herziening van de uitspraak.
2.6.    De conclusie is dat het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb                                        w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer                  ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007
97-546.