200700618/2.
Datum uitspraak: 22 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 19 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ter Aar (thans Nieuwkoop) het wijzigingsplan "Aarpark" vastgesteld.
Bij besluit van 21 november 2006, kenmerk DRM/ARW/06/9875A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 20 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 23 januari 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 20 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 23 januari 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 maart 2007, waar verzoekers, in de personen van [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H. Kats, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, vertegenwoordigd door drs. L.C. Lindeman, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In het bestemmingsplan "Aardam" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een deel van de sportvelden aan de Hoogerheijdestraat te wijzigen ten behoeve van woningbouw. Met het voorliggende wijzigingsplan is op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Het wijzigingsplan voorziet in een woningbouwontwikkeling evenwijdig aan de bestaande bebouwing aan de Hoogerheijdestraat. Het plan beoogt ongeveer 50 woningen, bestaande uit 46 appartementen (38 starters-appartementen en 8 senioren-appartementen) en 4 grondgebonden woningen, te realiseren.
2.3. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkintreding van het plan te voorkomen.
Daartoe voeren zij onder meer aan dat wat betreft de parkeernorm het wijzigingsplan is vastgesteld in strijd met de wijzigingsregels die daartoe in het bestemmingsplan "Aardam" zijn opgesteld en dat de ontsluiting van het plangebied leidt tot verkeersonveilige situaties.
2.4. Uit artikel 26 van de wijzigingsbepalingen van het bestemmingsplan "Aardam" volgt dat de bestemming van het sportveld aan de Hoogerheijdestraat gewijzigd mag worden ten behoeve van woningbouw, mits voldaan wordt aan, voor zover nu van belang, de volgende voorwaarden:
- het bestaande aantal parkeerplaatsen van de sportverenigingen dient te worden gehandhaafd;
- voor de nieuwe woningen dient een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning te worden gehanteerd.
2.5. Het plangebied omvat onder meer een gedeelte van het parkeerterrein van de sportvelden aan de Hoogerheijdestraat. Ten behoeve van het plan is ruimte gereserveerd voor 129 parkeerplaatsen op het maaiveld binnen het plangebied en het aangrenzende parkeerterrein bij de sportvelden.
2.6. Uit de wijzigingsregels van het bestemmingsplan "Aardam" in samenhang met het aantal woningen dat wordt mogelijk gemaakt volgt dat bij een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per voorziene woning 75 parkeerplaatsen ten behoeve van de woningbouw in het voorliggende plan dienen te worden gerealiseerd. Daarnaast dient het bestaande aantal parkeerplaatsen voor de sportverenigingen aan de Hoogerheijdestraat te worden gehandhaafd. Niet in geschil is dat het parkeerterrein voor de sportvelden thans plaats biedt aan ongeveer 100 parkeerplaatsen.
Ter zitting heeft het college van burgemeester en wethouders betoogd dat bij de besluitvorming de parkeerbehoefte voor de sportvelden is berekend en dat de parkeernorm voor een sportveld 13 tot 27 parkeerplaatsen per hectare bedraagt. Volgens het college van burgemeester en wethouders hebben de sportvelden aan de Hoogerheijdestraat een omvang van 1,8 hectare en dient derhalve in 24 tot 49 parkeerplaatsen ten behoeve hiervan te worden voorzien. Gelet hierop zijn in totaal volgens het college van burgemeester en wethouders ongeveer 100 tot 125 parkeerplaatsen voor de woonwijk en de sportvelden tezamen nodig. In verband met het gedeelte van het bestaande parkeerterrein dat binnen het plangebied valt en in verband met het feit dat de ontsluiting van het plangebied, gelet op het verloop daarvan, is gepland over dit parkeerterrein, is het volgens het college van burgemeester en wethouders de bedoeling dat het parkeerterrein voor de sportvelden opnieuw wordt verkaveld en ingericht.
De Voorzitter gaat er gelet op al het voorgaande van uit dat de capaciteit van het parkeerterrein voor de sportvelden met minstens 50 parkeerplaatsen zal afnemen door de verwezenlijking van het plan en de daaruit volgende voorgenomen herinrichting van het parkeerterrein. Gelet op het aantal parkeerplaatsen dat het plan mogelijk maakt, dient in dit licht naar het oordeel van de Voorzitter op grond van de thans aanwezige stukken ervan uit te worden gegaan dat niet wordt voldaan aan de wijzigingsregels van het bestemmingsplan "Aardam". Daarnaast is bij de Voorzitter, gelet op het verhandelde ter zitting, twijfel ontstaan over de ontsluiting van het plangebied. Naar het oordeel van de Voorzitter is onvoldoende duidelijk geworden hoe de ontsluiting van het plangebied gestalte zal krijgen nu ter zitting gebleken is dat de ontsluiting dwars over het parkeerterrein langs het toegangshek van de sportverenigingen is beoogd.
2.7. De Voorzitter ziet, gelet op het bovenstaande, reeds hierom voldoende aanleiding het bestreden besluit te schorsen. In verband hiermee behoeft hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd thans geen bespreking.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 21 november 2006, kenmerk DRM/ARW/06/9875A;
II. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2007