ECLI:NL:RVS:2007:BA1671

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605202/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • W. van den Brink
  • S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en dwangsom bij caravanstalling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. Het college had op 25 juli 2005 een besluit genomen waarin het de wederpartij gelastte om het gebruik van kassen op een perceel als caravanstalling te beëindigen. De wederpartij had bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De voorzieningenrechter oordeelde echter op 20 juni 2006 dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom handhaving noodzakelijk was en vernietigde het besluit. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State oordeelde dat het stallen van caravans in strijd is met de bestemming 'Agrarisch gebied' van het bestemmingsplan. De Raad benadrukte dat handhaving in het algemeen noodzakelijk is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In dit geval was er geen concreet zicht op legalisering van de caravanstalling, en het college had voldoende gemotiveerd waarom handhaving noodzakelijk was. De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat het besluit van het college onvoldoende gemotiveerd was. Het hoger beroep van het college werd gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter werd vernietigd, en het beroep van de wederpartij werd ongegrond verklaard. Tevens werd het besluit van het college van 16 oktober 2006 vernietigd, omdat dit besluit niet meer relevant was na de uitspraak.

Uitspraak

200605202/1.
Datum uitspraak: 28 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/4519 en 06/4516 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 juni 2006 in het geding tussen:
[wederpartij],
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2005 heeft appellant (hierna: het college) [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast voor 1 augustus 2005 het gebruik van de kassen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) als caravanstalling te beëindigen (de caravans te verwijderen) en beëindigd te houden.
Bij besluit van 11 april 2006 heeft het college het door [wederpartij] tegen het besluit van 25 juli 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Bij uitspraak van 20 juni 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd, het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en de voorlopige voorziening getroffen dat met ingang van de datum van deze uitspraak de looptijd van het primaire besluit van 25 juli 2005 wordt geschorst tot zes weken na de nieuw te nemen beslissing op bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief verzonden op 13 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 september 2006 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
Bij besluit verzonden op 16 oktober 2006 heeft het college de bezwaren van appellant tegen het besluit van 25 juli 2005 ongegrond verklaard.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [wederpartij]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. la Soe, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is [wederpartij], als belanghebbende, in persoon en bijgestaan door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het stallen van caravans op het perceel is in strijd met de bestemming "Agrarisch gebied" die ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied 1983" op de betreffende gronden rust, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.2.    Niet meer in geschil is dat concreet zicht op legalisering ontbreekt, nu tegen dit oordeel van de voorzieningenrechter in hoger beroep niet is opgekomen.
2.3.    Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de beslissing op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Het college voert hiertoe aan dat het zowel in het primaire besluit als in de beslissing op bezwaar heeft gemotiveerd waarom het in dit geval het belang van het college bij handhaving zwaarder heeft laten wegen dan het belang van [wederpartij] bij afzien daarvan.
2.3.1.    Dit betoog slaagt. In het advies van de commissie bezwaarschriften van 16 november 2005, dat deel uitmaakt van de beslissing op bezwaar, is verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2004 in zaak no.
200401954/1waarin is bevestigd dat handhavend kan worden opgetreden tegen de betreffende caravanstalling, omdat zinvol gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken overeenkomstig de geldende bestemming nog mogelijk is. Voorts is overwogen dat het in oktober 2005 op het perceel gevestigde voorkeursrecht in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten geen planologische veranderingen tot gevolg heeft. Het college heeft verder gemotiveerd dat het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas - dat op 31 januari 2006 door de raad van de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle is vastgesteld en dat ten tijde van de beslissing op bezwaar in voorbereiding was - geen bijzondere omstandigheid is op grond waarvan het college van handhaving zou dienen af te zien. Immers, ook de mettertijd op het betreffende perceel voorziene bestemming "woningbouw" biedt geen ruimte voor voortzetting van de caravanstalling. Ook heeft het college overwogen dat het al jaren bezig is te bewerkstelligen dat de overtreding wordt opgeheven en dat de gevolgen van het illegale handelen voor rekening en risico van [wederpartij] dienen te blijven. Ten slotte heeft het college gewezen op het gevaar van precedentwerking, indien in dit geval van handhavend optreden zou worden afgezien.
Gezien deze overwegingen in de beslissing op bezwaar van 11 april 2006 heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat dit besluit een expliciete motivering ontbeert van de beslissing het belang van het college doorslaggevend te achten.
2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 11 april 2006 alsnog ongegrond verklaren.
2.5.    Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen aan dit besluit, dat ter uitvoering van de aangevallen uitspraak is genomen, de grondslag is komen te ontvallen. Om die reden zal de Afdeling ook het besluit van 16 oktober 2006 vernietigen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 juni 2006 in zaak nos. AWB 06/4519 en 06/4516;
III.    verklaart het bij de rechtbank door [wederpartij] ingestelde beroep ongegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle van 16 oktober 2006, kenmerk 2484.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump                                  w.g. Lodder
Voorzitter                               ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2007
17-488.