ECLI:NL:RVS:2007:BA2186

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700555/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Zorgcentrum Hintham te 's-Hertogenbosch

Op 26 maart 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Zorgcentrum Hintham" in 's-Hertogenbosch. Dit bestemmingsplan werd op 21 december 2004 vastgesteld door de gemeenteraad, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. De goedkeuring van dit plan werd door de gedeputeerde staten van Noord-Brabant verleend, maar dit besluit werd op 9 augustus 2006 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. De verzoekers, bewoners van de omgeving, stelden dat het plan in strijd was met Europese regelgeving en dat er onvoldoende parkeerruimte was voorzien. Ze vreesden dat de uitvoering van het plan onomkeerbare gevolgen zou hebben.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 8 maart 2007. Tijdens deze zitting waren de verzoekers vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl de verweerder, de gedeputeerde staten, werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. Ook de gemeenteraad en een belanghebbende stichting waren aanwezig. De Voorzitter oordeelde dat de bezwaren van de verzoekers niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden. De eerder gemaakte overwegingen over de financiële uitvoerbaarheid van het plan en de luchtkwaliteit bleven van kracht.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het goedkeuringsbesluit van de verweerder in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 26 maart 2007, door de Voorzitter, mr. R.J. Hoekstra, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200700555/2.
Datum uitspraak: 26 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2004 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 november 2004, het bestemmingsplan "Zorgcentrum Hintham" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 mei 2005, kenmerk 1060298, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
De Afdeling heeft het besluit van 24 mei 2005 bij uitspraak van 9 augustus 2006, no.
200506368/1, geheel vernietigd, zelf voorziend goedkeuring onthouden aan de aanduiding "commerciële activiteiten toegestaan -c-" en bepaald dat die uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 28 november 2006, kenmerk 1117785, voor zover nodig opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 18 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2007, beroep ingesteld. Voorts hebben verzoekers bij brief van dezelfde datum de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 maart 2007, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door P.M.A. van Beek, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch, vertegenwoordigd door P.L. Hendriks en ir. J.J.G. Hesen, ambtenaar van de gemeente respectievelijk werkzaam bij Peutz b.v., en de stichting "Woningstichting De Kleine Meierij", belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M.J.M.G. van Gerwen, advocaat te 's-Hertogenbosch, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet deels in een vastlegging van de huidige situatie in het plangebied en voorts in de mogelijkheid tot het bouwen van een woonzorgcentrum met verschillende voorzieningen, thuiszorgfuncties, een sociaal-cultureel centrum en een bibliotheek en 96 appartementen in de vrije sector.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, nu het plan in strijd is met Europese regelgeving voor zover het de financiering van het project betreft. Gelet daarop en vanwege de inmiddels opgelopen vertraging betwijfelen verzoekers of het plan financieel uitvoerbaar is. Tevens is een "gat" in het bestemmingsplan ontstaan door de onthouding van goedkeuring aan de aanduiding "commerciële ruimten toegestaan -c-" in de uitspraak van de Afdeling van 9 augustus 2006, no.
200506368/1, aldus verzoekers. Nu de gemeenteraad geen nieuw plan heeft vastgesteld, had verweerder goedkeuring moeten onthouden aan het thans in geschil zijnde incomplete plan. Voorts is, volgens verzoekers, ten onrechte niet voorzien in voldoende parkeerruimte in het plangebied. Het plan is ook in strijd met het Besluit luchtkwaliteit 2005, omdat de uitgangspunten, de methodiek en de invoergegevens van het onderzoek naar de luchtkwaliteit niet realistisch zijn en de uitkomsten daarvan onvolledig. Daarbij heeft verweerder de bezwaren van verzoekers betreffende de luchtkwaliteit onvoldoende gemotiveerd weerlegd.
Verzoekers hebben de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
2.4.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en het recht geacht en heeft het goedgekeurd.
2.5.    In overweging 2.10. van voornoemde uitspraak van de Afdeling van 9 augustus 2006 is overwogen:
"dat los van de uitkomst van de eventuele aanmelding, de financiële uitvoerbaarheid van het plan gewaarborgd is, zodat reeds hierom niet geoordeeld kan worden dat de bepalingen van het EG-verdrag aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan".
Hetgeen verzoekers aanvoeren betreffende de financiële uitvoerbaarheid van het plan en Europese regelgeving is, gelet hierop, reeds beoordeeld in voornoemde uitspraak van de Afdeling. Nu niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden kunnen de desbetreffende bezwaren niet leiden tot een ander oordeel.
Voorts is niet gebleken dat door de onthouding van goedkeuring aan de aanduiding "commerciële activiteiten toegestaan -c-" in de uitspraak van de Afdeling van 9 augustus 2006, sprake is van een incompleet bestemmingsplan. Aan het betreffende plandeel is ook de bestemming "Wonen -W-" toegekend, welke bestemming onverkort op dit plandeel van toepassing is. Onbestreden is dat de aanwezige parkeervoorzieningen voldoende zijn voor die bestemming.
Uit het rapport van Peutz b.v. "Onderzoek naar de luchtkwaliteit in de omgeving van Zorgcentrum Hintham te 's-Hertogenbosch" van 28 maart 2006, blijkt dat de berekende concentraties stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10) en benzeen op de wegen in de directe omgeving van het plangebied na de uitvoering van het plan aanzienlijk onder de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 genoemde grenswaarden voor deze stoffen zullen blijven. De Voorzitter ziet geen aanleiding om aan de juistheid en volledigheid van dit rapport te twijfelen, nu verzoekers voor de onderbouwing van hun bezwaren tegen dit rapport voornamelijk wijzen op ontwikkelingen die niet zien op dit plan of de gevolgen daarvan. Onder deze omstandigheden acht de Voorzitter niet aannemelijk dat uitvoering van het plan zal leiden tot een situatie waarin niet kan worden voldaan aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit 2005.
De Voorzitter ziet in de door verzoekers ingediende bezwaren geen aanleiding te verwachten dat het goedkeuringsbesluit van verweerder in de bodemzaak niet in stand zal blijven.
2.6.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra                            w.g. Troost
Voorzitter                               ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2007
234-458.