ECLI:NL:RVS:2007:BA2214

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606055/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vervallen vergunning voor paardenhouderij

Op 4 april 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een vergunning voor een paardenhouderij. De vergunning was op 22 juni 2006 verleend door het college van burgemeester en wethouders van Wierden, voor het oprichten en in werking hebben van een paardenhouderij met schapen en kippen. Dit besluit werd op 7 juli 2006 ter inzage gelegd. Appellanten hebben op 16 augustus 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit. Echter, op 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer in werking getreden, waardoor de verleende vergunning van rechtswege is komen te vervallen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat het beroep van appellanten zich richt tegen een vergunning die niet meer bestaat, waardoor zij geen procesbelang meer hebben. De zaak is ter zitting behandeld op 23 februari 2007, waar alleen de vertegenwoordiger van de verweerder aanwezig was. De appellanten zijn niet verschenen. De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200606055/1.
Datum uitspraak: 4 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Wierden,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een paardenhouderij met schapen en kippen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 7 juli 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 14 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 oktober 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 februari 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door A. ter Avest, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Appellanten zijn niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: het Besluit) in werking getreden. De bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet op het houden van 16 paarden, 5 schapen en 15 kippen in de inrichting. Ter zitting is vast komen te staan dat de inrichting onder de reikwijdte van het Besluit valt. Gelet hierop, is de bij het bestreden besluit verleende vergunning van rechtswege komen te vervallen. Nu het beroep van appellanten zich richt tegen een van rechtswege vervallen vergunning, hebben zij in zoverre geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Nu ook anderszins niet is gebleken dat appellanten nog processueel belang hebben bij een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Plambeck
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2007
159-462.