ECLI:NL:RVS:2007:BA2376
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- H. Troostwijk
- P.A. Offers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en toepassing van de Algemene termijnenwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, die op 27 februari 2007 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde. De vreemdeling was op 10 februari 2007 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet tijdig was gehoord, omdat de termijn volgens artikel 94, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet was nageleefd. De staatssecretaris stelde echter dat de Algemene termijnenwet (Atw) niet van toepassing was op de termijnen van vrijheidsbeneming, en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vreemdeling niet binnen de gestelde termijn was gehoord.
De Raad van State oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde vast dat artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 inderdaad een termijn voor beroep betreft en niet voor de vrijheidsbeneming zelf. De Raad concludeerde dat de termijn voor het indienen van beroep op 25 februari 2007 eindigde, maar dat deze termijn op grond van artikel 1, eerste lid, van de Atw werd verlengd tot 26 februari 2007, waardoor de vreemdeling tijdig was gehoord.
De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aanwezig waren. De uitspraak vond plaats op 26 maart 2007.