ECLI:NL:RVS:2007:BA2637

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701510/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • W.M. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor visvergunningen en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Kamer voor de Binnenvisserij op 24 maart 2006 aan de gemeente Reeuwijk toestemming verleend voor het uitreiken van vergunningen voor het vissen met geoorloofde vistuigen, met uitzondering van het electrovisapparaat, aan de wederpartijen A, B en C. De vereniging 'Vereniging van Watereigenaren en Rechthebbende Gebruikers' heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot herroeping van de vergunningen op 21 juli 2006. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage heeft op 14 februari 2007 de besluiten van 21 juli 2006 vernietigd en de Kamer voor de Binnenvisserij opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van de vereniging.

Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 28 maart 2007 behandeld. De Voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De wederpartijen A, B en C kunnen weer vissen op de percelen waarvoor vergunningen zijn verleend, nu de eerdere besluiten zijn vernietigd.

De vereniging betoogt dat de visactiviteiten van de wederpartijen haar beleid voor duurzaam visstandbeheer doorkruisen. De Voorzitter merkt op dat de Kamer voor de Binnenvisserij geen verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en dat er geen onaanvaardbare aantasting van de visstand is aangetoond. Gezien de omstandigheden en de verwachting dat de hoger beroepen spoedig behandeld zullen worden, is er geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200701510/2.
Datum uitspraak: 4 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
de vereniging "Vereniging van Watereigenaren en Rechthebbende Gebruikers", gevestigd te Reeuwijk,
verzoekster,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/9421, 06/9783 en 06/9785 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 februari 2007 in het geding tussen:
[wederpartij A], [wederpartij B], [wederpartij C], wonende te [woonplaats],
en
de Kamer voor de Binnenvisserij.
1.    Procesverloop
Bij drie onderscheiden besluiten van 24 maart 2006 heeft de Kamer voor de Binnenvisserij aan de gemeente Reeuwijk toestemming verleend tot het uitreiken van vergunningen voor een nader aangegeven duur tot het vissen met alle geoorloofde vistuigen, behalve het electrovisapparaat, op een of meer percelen van de Reeuwijkse plassen aan [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] (hierna: [wederpartij A] e.a.).
Bij drie onderscheiden besluiten van 21 juli 2006 heeft de Kamer voor de Binnenvisserij het door appellante daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de aan [wederpartij A] e.a. verleende toestemming herroepen.
Bij uitspraak van 14 februari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) de daartegen door [wederpartij A] e.a. ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 21 juli 2006 vernietigd en bepaald dat de Kamer binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw beslissingen neemt op het bezwaarschrift van appellante.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer verzoekster bij brief van 2 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2007, hoger beroep ingesteld en bij afzonderlijke brief van dezelfde datum de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 maart 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door J. Schimmel, bestuurslid van de vereniging, [wederpartij A] e.a., vertegenwoordigd door ing. N.C. van Doorn, werkzaam bij het Adviesbureau voor Visserij, en het college van burgemeester en wethouders van Reeuwijk, vertegenwoordigd door E.S. ten Cate, juridisch controller in dienst van de gemeente, is verschenen. De Kamer voor de Binnenvisserij is, met bericht, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    [wederpartij A] e.a. kunnen sinds de rechtbank de besluiten van 21 juli 2006 in de aangevallen uitspraak heeft vernietigd opnieuw vissen op dat deel van de Reeuwijkse plassen waarop de hun verleende vergunningen betrekking hebben.
Het verzoek strekt ertoe de besluiten van 24 maart 2006 te schorsen, zodat [wederpartij A] hun visactiviteiten wederom zullen moeten staken. Verzoekster betoogt dat die activiteiten het door haar nagestreefde beleid om binnen afzienbare tijd te komen tot afspraken met vergunninghouders in het belang van een doelmatig en duurzaam visstandbeheer en een hierop aansluitende visserij doorkruisen.
2.3.    De Voorzitter overweegt als volgt. De Kamer voor de Binnenvisserij, die wel hoger beroep heeft ingesteld, heeft ervan afgezien een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. Uit de besluiten op bezwaar van 21 juli 2006 blijkt voorts niet dat de reden voor herroeping van de voor de vergunningen verleende toestemming is gelegen in een onaanvaardbare aantasting van de visstand. Evenmin is gebleken dat de voortzetting van de visvangst door [wederpartij A] e.a. zal leiden tot een onevenredig nadeel bij verzoekster. Onder deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat de hoger beroepen naar verwachting in de loop van dit jaar zullen worden behandeld, bestaat er geen aanleiding om over te gaan tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump                                       w.g. Haverkamp
Voorzitter                                        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2007
306