ECLI:NL:RVS:2007:BA2830

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701914/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P.A. Offers
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage inzake vreemdelingenbewaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 12 maart 2007 werd gedaan. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 21 februari 2007, en hij stelde dat de termijn voor het uitspreken van de uitspraak was overschreden. De rechtbank had echter vastgesteld dat de uitspraak op 12 maart 2007 in het openbaar was gedaan, en dat het onderzoek ter zitting op 5 maart 2007 was gesloten. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de termijn van artikel 94, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet was overschreden. De grief van appellant werd verworpen, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De beslissing werd genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de voorzitter en de leden in tegenwoordigheid van een ambtenaar van Staat de uitspraak in het openbaar deden op 2 april 2007.

Uitspraak

200701914/1.
Datum uitspraak: 2 april 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/8176 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 maart 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 12 maart 2007, verzonden op 14 maart 2007, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 16 maart 2007, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 maart 2007 heeft de Staatssecretaris van Justitie een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:78 van de Algemene wet bestuursrecht spreekt de rechtbank de beslissing, bedoeld in artikel 8:77, eerste lid, onderdeel c, in het openbaar uit, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingevolge artikel 94, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, wordt de schriftelijke uitspraak binnen zeven dagen na sluiting van het onderzoek gedaan.
2.2. In de enige grief klaagt appellant, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2007 in zaak no. 200700218/1 (JV 2007/108), dat de termijn voorzien bij artikel 94, derde lid, van de Vw 2000 is overschreden, omdat de uitspraak, anders dan daarin is vermeld, niet in het openbaar is uitgesproken en eerst aan appellant bekend is gemaakt door toezending van een afschrift op 14 maart 2007.
2.3. De uitspraak vermeldt dat deze in het openbaar is uitgesproken op 12 maart 2007. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 februari 2003 in zaak no. 200300583/1; AB 2003, 327) dient, indien de uitspraak vermeldt dat deze in het openbaar op een bepaalde datum is uitgesproken, er van uitgegaan te worden dat dit zo is.
Nu het onderzoek ter zitting is gesloten op 5 maart 2007 en de uitspraak in het openbaar is uitgesproken op 12 maart 2007, is de termijn voorzien bij artikel 94, derde lid, van de Vw 2000 niet overschreden. De grief faalt.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk
Voorzitter w.g. Van de Kolk
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2007
347-550.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak