ECLI:NL:RVS:2007:BA2833
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- T.M.A. Claessens
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Hoor en wederhoor in asielprocedure en de gevolgen van afwezigheid bij zitting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 7 december 2006 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Appellante had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 4 november 2005 was afgewezen. De rechtbank had appellante uitgenodigd voor een openbare zitting op 28 augustus 2006, maar appellante en haar gemachtigde waren niet verschenen. In plaats daarvan had appellante verzocht om het beroep op de stukken af te doen. De zitting werd verdaagd en appellante werd opnieuw uitgenodigd voor een zitting op 20 oktober 2006. Ook voor deze zitting gaf appellante aan niet aanwezig te zullen zijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geopend en gesloten zonder dat de gemachtigde van appellante aanwezig was, wat leidde tot de klacht van appellante dat haar recht op hoor en wederhoor was geschonden.
De Raad van State overweegt dat appellante tijdig had aangegeven niet aanwezig te zullen zijn en dat er geen bewijs is dat haar gemachtigde zich op de zittingsdag tijdig bij de balie heeft gemeld. De gestelde misverstanden over de aanwezigheid van de gemachtigde zijn voor risico van appellante. De Raad van State concludeert dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor niet heeft geschonden en dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.