ECLI:NL:RVS:2007:BA3185

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701764/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woningen te Noordwijk

In deze zaak heeft de Raad van State op 11 april 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Het college had op 12 oktober 2005 vrijstelling en een bouwvergunning verleend voor het oprichten van twee woningen met een parkeergarage op een perceel tussen het Picképlein en de Katenblankweg te Noordwijk. Tegen deze vergunning hebben omwonenden bezwaar gemaakt, wat door het college ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage heeft op 28 februari 2007 het beroep van de omwonenden gegrond verklaard en de bouwvergunning geschorst, met een beperking op de bouwhoogte tot 10 meter. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken om voorlopige voorziening behandeld op 5 april 2007. In zijn overwegingen concludeert de Voorzitter dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure waarschijnlijk niet in stand zal blijven en dat de bouwvergunning uiteindelijk verleend zal worden. De Voorzitter heeft daarom de voorlopige voorziening van de rechtbank opgeheven en bepaald dat het college niet opnieuw op het bezwaar van de omwonenden beslist totdat de Afdeling in het bodemgeschil heeft beslist. De verzoeken van de omwonenden zijn afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200701764/2.
Datum uitspraak: 11 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van onder meer:
1.    [verzoekster sub 1], gevestigd te [plaats],
2.    [verzoekers sub 2], allen wonend te [woonplaats],
3.    het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk,
verzoekers,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 07/684 en AWB 06/5127 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 februari 2007 in het geding tussen:
verzoekers sub 2,
en
verzoeker sub 3.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2005 heeft verzoeker sub 3 (hierna: het college), voor zover thans van belang, aan verzoekster sub 1 vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van twee woningen met een parkeergarage op een perceel tussen het Picképlein en de Katenblankweg te Noordwijk.
Bij besluit van 9 mei 2006 heeft het college het door verzoekers sub 2 (hierna: omwonenden) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door omwonenden ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, alsmede bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat niet hoger gebouwd mag worden dan 10 meter, gemeten vanaf het peil aan de Katenblankweg, met schorsing van de bouwvergunning in zoverre en bepaling dat deze voorziening vervalt na zes weken na het verzenden van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekster sub 1] bij brief van 8 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2007 en omwonenden bij brief, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld. [verzoekster sub 1] heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van die dag.
Voorts hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken gevoegd ter zitting behandeld op 5 april 2007, waar [verzoekster sub 1], vertegenwoordigd door mr. A.R.M. van der Pluijm, advocaat te Leiden, omwonenden, vertegenwoordigd door mr. J.G. Hinnen, advocaat te Noordwijk, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van der Steen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Naar voorlopig oordeel zal de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand kunnen blijven en zal uiteindelijk blijken dat bouwvergunning voor het bouwplan mocht worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het samenstel van de voorschriften van het bestemmingsplan valt af te leiden dat per bestemming een keuze is gemaakt met betrekking tot de gewenste maatvoering, waarbij met betrekking tot de bestemming "Eengezinshuizen in open bebouwing met bijbehorende erven (EO)" is gekozen voor het regelen van een maximale goothoogte. Daarom komt geen aanvullende werking toe aan artikel 2.5.24. eerste lid, van de Bouwverordening Noordwijk 2004 (hierna: de Bouwverordening), als door de Voorzitter aangenomen.
Naar voorlopig oordeel bestaan voorts geen belemmeringen om de hoofdtoegang van de voorziene woningen aan de Katenblankweg te situeren, zodat terecht ingevolge artikel 1, onder w, sub 2, van de planvoorschriften bij het meten het peil aan de Katenblankweg als uitgangspunt is genomen. Anders dan omwonenden betogen, komt, mede gelet hierop, aan artikel 2.5.24, tweede lid, van de Bouwverordening, evenmin aanvullende werking toe.
2.2.    Mede gelet op het stadium waarin de bouw verkeert en gezien het belang van [verzoekster sub 1] bij het kunnen voortzetten daarvan, bestaat daarom aanleiding na te melden voorzieningen te treffen. Het verzoek van omwonenden dient te worden afgewezen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    heft bij wijze van voorlopige voorziening de bij de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 februari 2007 in de zaken nos. AWB 07/684 en AWB 06/5127 getroffen voorlopige voorziening op;
II.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college niet opnieuw op het door [verzoekers sub 2] gemaakte bezwaar beslist, totdat de Afdeling in het bodemgeschil heeft beslist;
III.    wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb                                         w.g. Hanrath
Voorzitter                                       ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2007
392