200605561/1.
Datum uitspraak: 18 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. WW44 06/86 van de rechtbank Rotterdam van 19 juni 2006 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander.
Bij besluit van 13 juli 2005 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd aan appellant een lichte bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel in het schuine voor- en achtergeveldakvlak, ter hoogte van de derde bouwlaag van de woning op het perceel [locatie] te Rotterdam.
Bij besluit van 24 januari 2006 heeft het dagelijks bestuur het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juni 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 augustus 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 oktober 2006 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2007, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. M.A. de Boer, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. V. Wiegman en ir. J.J. Klabbers, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het dagelijks bestuur heeft geweigerd om een lichte bouwvergunning te verlenen, omdat het bouwplan naar zijn oordeel in strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.2. De grond van appellant dat het advies (hierna: het welstandsadvies) van de Commissie voor Welstand en Monumenten Rotterdam (hierna: de welstandscommissie) van 21 juni 2005 vanwege de betrokkenheid van ir. J.J. Klabbers gebreken vertoont bij de wijze van totstandkoming voert appellant eerst in hoger beroep aan. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze grond niet reeds voor de rechtbank had kunnen worden aangevoerd en appellant dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen, gelet op de functie van het hoger beroep, had behoren te doen, dient deze grond buiten beschouwing te blijven.
2.3. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met de loketcriteria die zijn neergelegd in de "Koepelnota welstand Rotterdam" (hierna: de Koepelnota). Op grond van de Koepelnota kunnen bouwwerken die niet voldoen aan de loketcriteria soms toch een goedkeuring ontvangen, bijvoorbeeld als er al gelijke bouwwerken voorkomen in de directe omgeving van het aangevraagde bouwwerk. In zo'n geval kan het, aldus de Koepelnota, beter zijn een volgens de loketcriteria niet geheel passend model te herhalen, dan er weer een ander model naast te zetten. Het al aanwezige bouwwerk wordt dan de "trendsetter" voor de bouwwerken die volgen. Als een bouwaanvraag niet lijkt op een trendsetter en ook niet voldoet aan de loketcriteria, kan deze, volgens de koepelnota, desondanks welstandshalve aanvaardbaar zijn. Deze goedkeuring in afwijking van de criteria zal dan worden onderbouwd (gemotiveerd) en het goedgekeurde bouwwerk kan vervolgens de trendsetter worden voor een nader te omschrijven gebied.
2.4. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur in het besluit op bezwaar het door hem overgelegde advies van Architectenbureau A.A. Bos en Partners B.V. van 18 augustus 2005 onvoldoende heeft weerlegd. Uit dat advies blijkt, aldus appellant, dat de uitvoering van de dakkapel conform de bouwaanvraag als trendsetter in vorenbedoelde zin in aanmerking zou kunnen komen.
2.4.1. In het besluit op bezwaar heeft het dagelijks bestuur, onder meer, het standpunt ingenomen dat de door appellant aan de voorzijde van de woning beoogde dakkapel niet kan worden aangewezen als trendsetter, nu deze breder is dan tweederde van de woningbreedte, hetgeen de welstandscommissie, zo blijkt uit het welstandsadvies en uit de door ir. J.J. Klabbers, architect-medewerker bij het secretariaat van de welstandscommissie (hierna: Klabbers) ter hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van 1 november 2005 gegeven toelichting, niet toelaatbaar acht. Daartoe is uiteengezet dat een dergelijke dakkapel, die een toevoeging is aan het dakvlak, ten koste gaat van de karakteristiek van de kapvorm. Een herhaling van grote dakkapellen, zoals er reeds één is gesitueerd aan de voorzijde van het blok waarin de woning van appellant is gelegen, maakt een te grote inbreuk op de karakteristiek van de aanwezige bebouwing. Het vigerende bestemmingsplan spreekt van bouwen in twee woonlagen plus kap, niet van drie woonlagen. Daarom wordt vastgehouden aan kleinere dakkapellen aan de voorzijde. Volgens het dagelijks bestuur levert het bestaan van één of twee grotere dakkapellen nog geen onrustig beeld op. Dit zal wel gebeuren als er nieuwe dakkapellen worden gerealiseerd die niet aan de criteria voldoen.
Voorts heeft het dagelijks bestuur aangegeven dat alleen sprake is van een trendsetter, indien een model dat afwijkt van de in de Koepelnota neergelegde loketcriteria toch door de welstandcommissie wordt gezien als een goed model voor die plek en op die grond als trendsetter is aangewezen. De enkele aanwezigheid in een straat of blok van een niet met de maatstaven van de Koepelnota strokende dakkapel maakt deze nog niet tot trendsetter, aldus het dagelijks bestuur. De dakkapel waar appellant in dit kader naar heeft verwezen, tast het dakvlak volgens het dagelijks bestuur teveel aan om hem als trendsetter te benoemen. Verder bestaan, aldus het dagelijks bestuur, geen precedenten waarvoor een bouwvergunning is verleend anders dan in fundamenteel andere situaties.
2.4.2. De rechtbank heeft met juistheid geconcludeerd dat het dagelijks bestuur met deze motivering, gelet ook op de ter hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie gegeven toelichting door Klabbers, die ter zake deskundig kan worden geacht, voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom het de dakkapel aan de voorzijde van de woning niet als trendsetter wil aanmerken. Het betoog van appellant dat het dagelijks bestuur ter onderbouwing van zijn standpunt slechts heeft verwezen naar de in de Koepelnota neergelegde loketcriteria, mist, gelet op de hiervoor weergegeven motivering, feitelijke grondslag.
Voorts heeft het dagelijks bestuur met die motivering het advies van Architectenbureau A.A. Bos en Partners B.V., volgens welke de dakkapel waarop de bouwaanvraag betrekking heeft als trendsetter in aanmerking zou kunnen komen, omdat de grootte en uitvoering van de dakkapel een herhaling is van reeds eerder uitgevoerde dakkapellen in de betrokken wijk, voldoende weerlegd. Het dagelijks bestuur heeft immers uitdrukkelijk aangegeven waarom de enkele omstandigheid dat al enige grote dakkapellen bestaan niet met zich brengt dat ook voor het bouwplan een vergunning moet worden verleend.
Verder heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het dagelijks bestuur dat advies aan de voltallige welstandscommissie dan wel een andere deskundige had moeten voorleggen. Daartoe is redengevend voormelde motivering en de omstandigheid dat in het door appellant overgelegde advies de toelaatbaarheid van het bouwplan slechts wordt gerelateerd aan bestaande dakkapellen en niet wordt ingegaan op het in het welstandsadvies neergelegde oordeel van de welstandscommissie dat een dakkapel aan de voorzijde van een woning met een grotere breedte dan tweederde van de woningbreedte niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.5. Appellant betoogt vergeefs dat de rechtbank zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel ten onrechte heeft verworpen. Nu de door appellant aangevoerde gevallen betrekking hebben op dakkapellen die zijn gebouwd vóór de inwerkingtreding van de Koepelnota, is van rechtens vergelijkbare gevallen, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, geen sprake.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Roessel
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2007