200608298/1.
Datum uitspraak: 18 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Emmen,
tegen de uitspraak in zaak no. 06/555 BESLU van de rechtbank Assen van 3 oktober 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Emmen.
Bij besluit van 26 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen (hierna: het college) geweigerd appellant in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA) te registreren als van Srilankaanse nationaliteit.
Bij besluit van 3 april 2006 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 oktober 2006, verzonden op 4 oktober 2006, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 15 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 december 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2007, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. B. Mor-Yazir, advocaat te Utrecht, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de Wet GBA worden gegevens over een vreemde nationaliteit ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht.
Ingevolgde het tweede lid kunnen, indien gegevens over een vreemde nationaliteit niet overeenkomstig het eerste lid kunnen worden verkregen, deze gegevens worden ontleend aan een geschrift van een volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde autoriteit, dat gegevens vermeldt over die nationaliteit.
Ingevolge het derde lid wordt, indien de betrokkene geen nationaliteit bezit of de nationaliteit niet kan worden vastgesteld, dit gegeven opgenomen. Indien een rechterlijke uitspraak op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is gedaan, waarbij is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, wordt daarvan melding gemaakt.
2.2. Appellant staat sinds 29 oktober 1998 in de GBA geregistreerd als met onbekende nationaliteit. Aan afgewezen verzoek heeft hij een ongedateerd gesteld geboortebewijs ten grondslag gelegd, volgens hetwelk hij op […] te [plaats] in Ceylon is geboren.
2.3. Appellant klaagt dat - samengevat weergegeven - de rechtbank heeft miskend dat het college de door hem overgelegde geboorteakte ten onrechte niet als een document heeft aangemerkt, waaraan op de voet van artikel 43 van de Wet GBA zijn Srilankaanse nationaliteit kan worden ontleend, althans het college, gelet op de omstandigheid dat de Srilankaanse ambassade heeft geweigerd hem een paspoort te verstrekken, omdat hij geen uittreksel uit de GBA kan overleggen, waarop die nationaliteit staat vermeld, ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om met toepassing van die bepaling die nationaliteit in de GBA op te nemen. De rechtbank heeft volgens hem verder miskend dat het college bij twijfel aan de door hem opgegeven nationaliteit ten onrechte de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (hierna: de IND) niet heeft verzocht terzake onderzoek te doen, zodat het resultaat daarvan tot registratie van de Srilankaanse nationaliteit door de IND kon leiden.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 mei 2004 in zaak no.
200306622/1), kunnen in het licht van de hoge eisen van betrouwbaarheid, waaraan in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen gegevens moeten voldoen, de gegevens van een ingeschreven persoon slechts onder bijzondere omstandigheden en na overtuigend bewijs worden gewijzigd en dat uitsluitend, indien daartoe een door de wet aangewezen geschikt document wordt overgelegd.
2.5. Het door appellant overgelegde geboortebewijs vermeldt geen nationaliteit. Derhalve heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college terecht niet op basis van dit document tot wijziging van diens registratie in de GBA heeft besloten. Dat de Srilankaanse ambassade, naar gesteld, weigert appellant een paspoort te verstrekken, zonder registratie van hem als van Srilankaanse nationaliteit in de GBA, kan, wat daar verder van zij, evenmin leiden tot het oordeel dat het college de gevraagde wijziging van de registratie niet mocht weigeren. Uit die gestelde weigering van de ambassade kan immers niet worden afgeleid dat appellant de Srilankaanse nationaliteit heeft. Dat appellant, naar gesteld, als gevolg van de handelwijze van de ambassade geen verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan verkrijgen, maakt dat niet anders. Met het oog op het belang van bescherming van de juistheid van de gegevens in de GBA kan voorts het enkele feit dat de nationaliteit, waarvan de IND uitgaat, naar gesteld, afwijkt van hetgeen terzake in de GBA is geregistreerd, er niet toe leiden dat het college wijziging van die registratie niet mocht weigeren.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Haverkamp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2007