ECLI:NL:RVS:2007:BA3692

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702404/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen ontbrandingstoestemming voor professioneel vuurwerk in Vogelrichtlijngebied IJssel

In deze zaak heeft de vereniging 'Vereniging voor natuurstudie en -bescherming IJsseldelta' een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Dit besluit, genomen op 15 maart 2007, verleende een ontbrandingstoestemming aan 'Action Fireworks B.V.' voor het ontsteken van professioneel vuurwerk in de uiterwaarden van de IJssel te Kampen op 9 april 2007. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest dat de ontbranding van het vuurwerk zal leiden tot verstoring van de aanwezige vogels in het Vogelrichtlijngebied IJssel, vooral omdat dit plaatsvindt in het broedseizoen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Th.G. Drupsteen, heeft het verzoek afgewezen. Hij overweegt dat de bescherming van de waarden die hebben geleid tot de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied moet plaatsvinden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De Voorzitter stelt vast dat de verzoekster niet in het algemeen bezwaar heeft tegen het ontsteken van vuurwerk, maar zich specifiek keert tegen het ontsteken vanaf deze locatie. De Voorzitter concludeert dat de argumenten van de verzoekster, met betrekking tot de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, niet voldoende zijn om de ontbrandingstoestemming te weigeren.

Hoewel de Voorzitter erkent dat de bescherming van de waarden van het Vogelrichtlijngebied mogelijk tekortschiet, is er geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening in te willigen. De Voorzitter wijst erop dat er op provinciaal en landelijk niveau beleid in ontwikkeling is met betrekking tot de toelaatbaarheid van activiteiten in deze gebieden. De procedurele bezwaren van de verzoekster worden ook niet gehonoreerd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200702404/1.
Datum uitspraak: 6 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging voor natuurstudie en -bescherming IJsseldelta", gevestigd te Kampen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 6 april 2007 om 11:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter
mr. M.P.J.M. van Grinsven
Verschenen:
Verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigden];
Verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.H. Bos en ing. S. Lont, ambtenaren van de provincie;
het college van burgemeester en wethouders van Kampen, partij, vertegenwoordigd door D.A.J. Verhoeven-Prosper, ambtenaar van de gemeente.
======================================
1. Procesverloop
Het verzoek richt zich tegen het besluit van verweerder van 15 maart 2007 tot verlening aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Action Fireworks B.V." van een ontbrandingstoestemming als bedoeld in artikel 3.3.2, derde lid, onder a, van het Vuurwerkbesluit voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk in de uiterwaarden van de IJssel te Kampen op 9 april 2007. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter
wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt hij het volgende.
Verzoekster vreest dat de ontbranding van het vuurwerk, welke plaatsvindt in het Vogelrichtlijngebied IJssel, zal leiden tot verstoring van de daar aanwezige vogels, waarbij zij erop wijst dat de ontbranding plaatsvindt in het broedseizoen. Naar haar mening wordt gehandeld in strijd met de bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) en de Flora- en faunawet. Verzoekster maakt verder bezwaar tegen de procedurele gang van zaken, die ertoe heeft geleid dat een inhoudelijke behandeling van haar bezwaar door verweerder niet meer kan plaatsvinden vóór de ontbranding van het vuurwerk, terwijl verweerder voorts heeft medegedeeld dat een behandeling daarna niet opportuun is.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat overwegingen met betrekking tot de Nbw 1998 geen grond kunnen vormen voor het weigeren van een ontbrandingstoestemming op grond van het Vuurwerkbesluit. Hij wijst er verder op dat op grond van artikel 2 van de Nbw 1998 het college van gedeputeerde staten van Gelderland in zoverre het bevoegd gezag is.
Uit haar bezwaar en verzoek om een voorlopige voorziening blijkt dat verzoekster niet in het algemeen bezwaar heeft tegen het ontsteken van vuurwerk, maar zich in het bijzonder keert tegen het ontsteken vanaf deze plaats. Niet in geschil is dat de ontstekingsplaats is gelegen in het Vogelrichtlijngebied IJssel. De Voorzitter is van oordeel dat de bescherming van de waarden die hebben geleid tot de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied moet plaatsvinden in het kader van de toepassing van artikel 19d en zonodig artikel 19f van de Nbw 1998. Om die reden kan een mogelijke aantasting van die waarden geen grond opleveren om een ontbrandingstoestemming op grond van het Vuurwerkbesluit te weigeren. Ook de door verzoekster gestelde strijd met de Flora- en faunawet kan op zichzelf geen grond opleveren voor een zodanige weigering. De Voorzitter ziet in zoverre geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening in te willigen.
De Voorzitter is overigens van oordeel dat in dit geval de bescherming van de waarden waarvoor het Vogelrichtlijngebied IJssel is aangewezen, te kort is geschoten. Niet onaannemelijk is dat zich als gevolg van het ontsteken van vuurwerk gedurende het broedseizoen verstorende effecten zullen voordoen. Hoe ernstig deze zijn en wat daarvan uiteindelijk de gevolgen zijn, is niet bekend. De stelling van de zijde van verweerder dat aangenomen moet worden dat geen effecten zullen optreden, omdat hierover geen nadere gegevens bekend zijn, schiet te kort. Ter zitting heeft verweerder echter medegedeeld dat op provinciaal en landelijk niveau een beleid in ontwikkeling is met betrekking tot de toelaatbaarheid van diverse activiteiten in uiterwaarden die als Vogelrichtlijngebied zijn aangewezen. Voor zover verzoekster vreest dat op deze locatie volgend jaar opnieuw vuurwerk zal worden ontstoken, enkel en alleen omdat dat dit jaar is toegestaan, behoeft dan ook geen grond te bestaan.
Wat de procedurele bezwaren van verzoekster betreft, kan de Voorzitter zich voorstellen dat zij teleurgesteld is over de gang van zaken. Ter zitting is daar echter een verklaring voor gegeven. In deze procedurele bezwaren ziet de Voorzitter, mede gelet op de hiervoor weergegeven inhoudelijke overwegingen, evenmin aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening in te willigen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Drupsteen    w.g. Van Hardeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
312-462.