ECLI:NL:RVS:2007:BA3696
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- A.M.L. Hanrath
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woningen in Nieuw-Lekkerland
Op 25 mei 2005 verleende het college van burgemeester en wethouders van Nieuw-Lekkerland vrijstelling en een bouwvergunning voor het oprichten van 9 woningen met bergingen op een perceel in Nieuw-Lekkerland. Tegen deze beslissing heeft verzoekster, een onderneming vertegenwoordigd door mr. A. van Diermen, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De rechtbank Dordrecht had eerder op 24 november 2006 het beroep van verzoekster gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Verzoekster verzocht de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het hoger beroep.
De Voorzitter heeft het verzoek op 5 april 2007 ter zitting behandeld. De vertegenwoordigers van verzoekster, het college en de vergunninghoudster waren aanwezig. De Voorzitter overwoog dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure waarschijnlijk in stand zal blijven. De rechtbank had de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan terecht toereikend geacht en het college mocht afgaan op een rapport van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid over de cumulatieve geluidsbelasting. De notitie van ingenieursbureau DGMR leidde niet tot een ander oordeel, omdat deze niet op eigen onderzoek was gebaseerd en een ander standpunt innam zonder duidelijke onderbouwing.
De belangen van vergunninghoudster, waaronder de verkoop van een aantal woningen en eerdere onderbrekingen van de bouw, rechtvaardigden niet het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter besloot het verzoek af te wijzen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 april 2007.