ECLI:NL:RVS:2007:BA3721

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607033/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • S. Scheerhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering vervangingsvergunning door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om hem een vervangingsvergunning te verlenen. Het college had op 14 juli 2004 besloten om de vergunning niet te verlenen. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 23 februari 2005 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Amsterdam, die op 5 september 2006 het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Appellant ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij zijn standpunt onderbouwde met verwijzingen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak.

De Raad van State heeft de zaak op 15 maart 2007 behandeld. Appellant was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. P.C. Hoogcaspel. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het beroepschrift van appellant niet-ontvankelijk was. De Afdeling stelde vast dat de omstandigheden van appellant vergelijkbaar waren met die in een eerdere zaak, waarin de niet-ontvankelijkverklaring was gegrond. Daarom oordeelde de Afdeling dat de rechtbank de niet-ontvankelijkheid niet had mogen vaststellen.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 644,00 en werd de gemeente Amsterdam gelast om het griffierecht van € 211,00 aan appellant te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 april 2007.

Uitspraak

200607033/1.
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1950 van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) geweigerd appellant een vervangingsvergunning te verlenen.
Bij besluit van 23 februari 2005 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 september 2006, verzonden op 13 september 2006, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 oktober 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. P.C. Hoogcaspel, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2.    Appellant klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat hiervan in zijn geval sprake is. Hiertoe beroept hij zich op de overwegingen van de Afdeling in de uitspraak van 12 juli 2006, zaak no.
200401393/1, waarin het hoger beroep van een naburige woonbootbewoner tegen de niet-ontvankelijkverklaring van diens beroep wegens termijnoverschrijding gegrond is verklaard, inzake hetgeen in diens hoger beroep is aangevoerd. Deze uitspraak, waar de rechtbank door het college ter zitting op is gewezen, had voor haar aanleiding moeten zijn tot hetzelfde oordeel te komen, zo betoogt appellant.
2.3.    Dit betoog slaagt. Er is geen grond om anders dan in bedoelde uitspraak van 12 juli 2006 te oordelen dat niet-ontvankelijkverklaring wegens het na afloop van de beroepstermijn ingediende beroepschrift niet achterwege had moeten blijven. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden en de rechtens relevante feiten dezelfde zijn als in die zaak, dan wel niet zodanig afwijken dat zij moeten leiden tot een ander oordeel.
2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.5.    De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2006 in zaak no. AWB 05/1950;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.    stelt de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten;
V.    gelast dat de gemeente Amsterdam aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 211,00 (zegge: tweehonderdelf euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Scheerhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens                         w.g. Scheerhout
Lid van de enkelvoudige kamer          ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007
318