ECLI:NL:RVS:2007:BA3728

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604126/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor sanering loden drinkwaterleidingen

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 april 2007 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De appellant had op 15 september 2005 een aanvraag ingediend voor subsidieverlening voor de sanering van loden drinkwaterleidingen. Deze aanvraag werd echter buiten behandeling gelaten. Na een bezwaarprocedure werd het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de appellant beroep instelde bij de Raad van State. In een later besluit op 1 augustus 2006 werd de eerdere afwijzing van de subsidieaanvraag bevestigd, met de reden dat de sanering al was uitgevoerd voordat de aanvraag was ingediend.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant geen procesbelang meer had bij een afzonderlijke beoordeling van het eerdere besluit van 7 april 2006, omdat dit besluit niet meer relevant was na de heroverweging van de aanvraag. De Raad heeft ook de wettelijke bepalingen van de Wet milieubeheer en de Subsidieregeling sanering loden drinkwaterleidingen in acht genomen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag op goede gronden was gedaan, aangezien de appellant de sanering al had uitgevoerd voordat de aanvraag was ingediend, wat in strijd was met de voorwaarden voor subsidieverlening.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep van de appellant ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de voorwaarden voor subsidieverlening en de gevolgen van het niet tijdig indienen van aanvragen.

Uitspraak

200604126/1
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2005 heeft verweerder de aanvraag tot subsidieverlening buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 7 april 2006, verzonden op diezelfde dag, heeft verweerder het door appellant hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 18 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 mei 2006, beroep ingesteld.
Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft verweerder het besluit van 7 april 2006 gewijzigd, in die zin dat het besluit van 15 september 2005 is herroepen en in plaats daarvan de aanvraag tot verlening van een subsidie voor sanering van loden drinkwaterleidingen is afgewezen.
Bij brief van 1 augustus 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van partijen. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2007, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. J. Duthler en mr. D.N.Th. van der Weerd, beiden werkzaam bij SenterNovem, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het beroep van appellant wordt ingevolge de artikelen 6:18, tweede lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 1 augustus 2006, aangezien dit besluit niet aan het beroep tegemoet komt.
2.1.1.    Niet is gebleken dat appellant nog enig procesbelang heeft bij een afzonderlijke inhoudelijke beoordeling van het besluit van 7 april 2006, naast een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 1 augustus 2006.
2.2.    Ingevolge artikel 15.13, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen activiteiten op het gebied van het milieubeheer subsidie verstrekken.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling - voor zover thans van belang in ieder geval regels worden gesteld omtrent:
a. criteria voor de verstrekking;
d. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
e. de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger.
Op basis van artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer is vastgesteld de Subsidieregeling sanering loden drinkwaterleidingen van 24 juni 1999, Stcrt. 121 (zoals nadien gewijzigd; hierna: de Subsidieregeling).
Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Subsidieregeling wordt subsidie slechts verleend indien met de sanering nog geen aanvang is gemaakt voordat op de aanvraag tot subsidieverlening is beslist.
2.2.1.    Appellant betoogt dat toen hij vernam dat zijn aanvraag van december 2004 niet in behandeling kon worden genomen omdat de gegevens van het loodgietersbedrijf ontbraken, hij deze gegevens direct daarop heeft verstrekt. Dat deze door hem toegezonden gegevens spoorloos blijken te zijn verdwenen bij verweerder, mag hem niet worden aangerekend. Appellant stelt recht te hebben op de subsidie.
2.2.2.    Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 2, derde lid, van de Subsidieregeling, de aanvraag van appellant tot subsidieverlening afgewezen, omdat de sanering al was verricht vóór het indienen van de aanvraag zoals bleek uit het aanvraagformulier en uit de door appellant aan verweerder gegeven mondelinge toelichting.
2.2.3.    Verweerder heeft op goede gronden besloten aan appellant geen subsidie te verstrekken. Immers, het imperatieve karakter van artikel 2, derde lid, van de Subsidieregeling staat niet toe dat subsidie wordt verstrekt indien met saneren een aanvang is gemaakt voordat op de aanvraag tot subsidieverlening is beslist.
2.3.    Het beroep is ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep, voor zover dit is gericht tegen het besluit van 7 april 2006, kenmerk JZ/KGO_JZ/060144/BNE, niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het beroep, voor zover dit is gericht tegen het besluit van 1 augustus 2006, kenmerk DJZ0667574, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd            w.g. Melse
Lid van de enkelvoudige kamer              ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007
191-209.