200606697/1.
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Sport Promotie Franeker", gevestigd te Franeker,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1693 van de rechtbank Leeuwarden van 21 augustus 2006 in het geding tussen:
de burgemeester van Franekeradeel.
Bij besluit van 28 juni 2005 heeft de burgemeester van Franekeradeel (hierna: de burgemeester) het verzoek van appellante om een vergunning voor het organiseren van een oefenvoetbalwedstrijd tussen de voetbalverenigingen Cambuur Leeuwarden en FC Utrecht, te houden op 2 augustus 2005, afgewezen.
Bij besluit van 31 augustus 2005 heeft de burgemeester het daartegen door appellante gemaakte bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 augustus 2006, verzonden op 23 augustus 2006, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 oktober 2006 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door [voorzitter]en bijgestaan door mr. I. Grijpma, advocaat te Leeuwarden, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F.A. Bolhuis, ambtenaar werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellante bestrijdt terecht het oordeel van de rechtbank dat zij wegens het ontbreken van enig processueel belang niet kan worden ontvangen in haar beroep gericht tegen de gehandhaafde weigering een evenementenvergunning te verlenen voor een oefenvoetbalwedstrijd.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is genoegzaam aannemelijk gemaakt dat appellante door de weigering schade heeft geleden. Ter zitting is toegelicht dat voor dit jaarlijks terugkerende evenement entreegelden worden geheven en dat de weigering vergunning te verlenen reeds daarom tot schade voor appellante heeft geleid. Appellante kon derhalve worden ontvangen in haar beroep. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.2. Het vorenstaande leidt ertoe dat het hoger beroep van appellante gegrond moet worden verklaard en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende duidelijkheid verkregen over de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bij de rechtbank bestreden besluit, zodat de zaak geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft. De Afdeling zal derhalve met toepassing van artikel 45 van de Wet op de Raad van State, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het bij de rechtbank bestreden besluit beoordelen in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden.
2.3. Ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Franekeradeel is het verboden zonder vergunning van de burgmeester een evenement te organiseren.
Ingevolge het tweede lid kan de vergunning worden geweigerd in het belang van:
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of gezondheid.
2.4. Appellante heeft in beroep betoogd dat enige - gerechtvaardigde - vrees voor ongeregeldheden tijdens de beoogde oefenwedstrijd tussen de voornoemde verenigingen niet met enig steekhoudend argument is gestaafd. Volgens appellante heeft de burgemeester zich in zijn besluitvorming uitsluitend laten leiden door adviezen van de plaatselijke politie en niet tevens door adviezen van een daartoe bij uitstek aangewezen organisatie als de KNVB en het Centraal Informatiepunt voetbalvandalisme.
2.4.1. Alvorens te beslissen op het verzoek van appellante om een evenementenvergunning heeft de burgemeester advies ingewonnen bij de Politie Fryslân. Daartoe zijn door de politie drie rapporten uitgebracht, waarin gemotiveerd wordt geadviseerd de gevraagde vergunning niet te verlenen.
Blijkens deze rapporten moest de voorgestane wedstrijd, gelet op de reputatie van de supporters, voor wat betreft de ordehandhaving, worden gekenmerkt al een wedstrijd met een verhoogd risico. Volgens de rapporten kon de politie Fryslân niet tijdig voldoende capaciteit vrijmaken voor dit evenement, mede omdat de datum waarop het evenement moest plaatsvinden in de vakantieperiode viel en in die periode capaciteit elders bij andere al geplande evenementen noodzakelijk was. Voorts blijkt uit de rapporten dat bij dergelijke risicowedstrijden de inzet van de Mobiele Eenheid een vereiste is, doch dat deze voor oefenwedstrijden in de zomerperiode niet kan en zal worden gegeven, daar dit een te grote aanslag op de dan beschikbare capaciteit tot gevolg zou hebben. Verder is door de politie van de zijde van de voetbalcoördinator van de politie Utrecht informatie ontvangen waaruit blijkt dat er tussen de supporters van de beide verenigingen nog "een rekening" te vereffenen is. Gelet op de aanzuigende werking die een dergelijke wedstrijd op supporters heeft, acht de politie conflicten tussen supporters van Cambuur en van FC Groningen evenmin uitgesloten. Tot slot wijst de politie erop dat het sportcomplex, bestaande uit een open veld zonder gescheiden supportersvakken, ongeschikt is voor een wedstrijd met een verhoogd risico.
2.4.2. De Afdeling is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat zij bij haar beoordeling mocht afgaan op de rapporten van de politie, gezien haar taak om de rechtsorde te handhaven, waaronder begrepen de openbare orde. De inhoud van de rapporten bood voldoende steun voor de conclusie dat sprake was van een oefenvoetbalwedstrijd waaraan, gezien de te verwachten problemen met supporters, duidelijke risico's verbonden waren en waarvoor de inzet van de politie en de Mobiele Eenheid was vereist, welke niet beschikbaar was. Voorts mocht van belang worden geacht dat de wedstrijd gespeeld zou worden op een locatie die voor deze wedstrijd niet geschikt werd geacht. Onder deze omstandigheden kon de burgemeester, onder verwijzing naar de uitgebrachte adviezen, in redelijkheid de weigering om de gevraagde vergunning te verlenen, handhaven.
2.5. Het vorenstaande leidt ertoe dat het inleidende beroep ongegrond moet worden verklaard.
2.6. De burgemeester dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 21 augustus 2006 in zaak no. 05/1693;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. veroordeelt de burgemeester van Franekeradeel tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Franekeradeel aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Franekeradeel aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 422,00 (zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Molenaar
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007