ECLI:NL:RVS:2007:BA3759

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606106/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor dakkapel op basis van welstandscriteria

In deze zaak gaat het om de weigering van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk voor het plaatsen van een dakkapel op het zijdakvlak van een woning. Het college heeft op 27 juni 2005 besloten de vergunning te weigeren, omdat het bouwplan niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 3 januari 2006 ongegrond. De rechtbank Rotterdam heeft op 21 juli 2006 het beroep van appellanten tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop hebben appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 2 april 2007 behandeld. De appellanten, bijgestaan door hun gemachtigde, en het college waren aanwezig. De Raad overweegt dat de welstandsbeoordeling van het college in overeenstemming is met de Woningwet. De afstand van de dakkapel tot de dakvoet bedraagt meer dan 1 meter, terwijl de welstandsnota van de gemeente Ridderkerk een minimale afstand van 0,5 meter en een maximale afstand van 1 meter voorschrijft. De Raad concludeert dat het college in redelijkheid de bouwvergunning heeft kunnen weigeren op basis van het welstandsadvies.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de welstandstoets zich moet richten naar de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De appellanten hebben niet aangetoond dat het college onterecht heeft gehandeld door de vergunning te weigeren. De Raad van State wijst het hoger beroep af en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200606106/1.
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. WW44 06/587 van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk (hierna: het college) bouwvergunning geweigerd voor het plaatsen van een dakkapel op het zijdakvlak van de woning [locatie] (hierna: de woning) te Ridderkerk.
Bij besluit van 3 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juli 2006, verzonden op 24 juli 2006, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 16 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 31 augustus 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2007, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door mr. M.A. de Boer, gemachtige, en het college, vertegenwoordigd door J. van der Waal, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan voorziet in de plaatsing van een dakkapel op het zijdakvlak van de woning. De afstand tot de dakvoet bedraagt meer dan 1 m. Het college heeft de bouwvergunning geweigerd, omdat naar zijn oordeel het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.2.    Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet (hierna: Ww), in samenhang bezien met het derde lid van dit artikel, mag slechts en moet de lichte bouwvergunning worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij het college van oordeel is dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Woningwet mogen het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, aanhef en onder a, van deze wet.
Ingevolge artikel 12, derde lid, van de Ww blijven, voor zover de toepassing van de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, leidt tot strijd met het bestemmingsplan of met in de bouwverordening opgenomen voorschriften van stedenbouwkundige aard, die criteria buiten toepassing.
Ingevolge artikel 12a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ww, stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het college toepast bij zijn beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
2.3.    Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de welstandsbeoordeling leidt tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Naar zij stellen is het niet mogelijk om op het dak van hun woning een dakkapel te bouwen die voldoet aan de Welstandsnota Ridderkerk (hierna: welstandsnota).
2.4.    Uit artikel 12, derde lid, van de Ww vloeit voort dat de welstandstoets zich in beginsel dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt.
Het bestemmingsplan geeft uitsluitend in artikel 4 (hoogtematen) en artikel 5 (wijzen van meten) voorschriften in relatie tot dakkapellen. De Welstandscommissie Dorp, Stad en Land (hierna: de welstandscommissie) heeft negatief geadviseerd omdat het bouwplan niet voldoet aan het criterium in de gemeentelijke welstandsnota dat de afstand van een dakkapel tot de dakvoet minimaal 0,5 m en maximaal 1 m dient te zijn. Uit de stukken komt naar voren dat, anders dan appellanten stellen, het realiseren van een dakkapel op een andere plaats op het dakvlak dan is aangevraagd, welstandstechnisch mogelijk is. De omstandigheid dat appellanten vanwege de indeling van hun woning uitsluitend een dakkapel op de plaats, zoals voorzien in de aanvraag, wensen, doet hieraan niet af. De toepassing van de welstandsnota op de door de welstandscommissie aangegeven en door het college overgenomen wijze blijft dus binnen de ruimte die met inachtneming van de uitgangspunten van het bestemmingsplan in de concrete situatie bij de welstandsbeoordeling bestaat. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.5.    Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college op grond van het welstandsadvies in redelijkheid heeft kunnen weigeren bouwvergunning te verlenen. Daarbij wijzen ze op een door hun overgelegd tegenadvies.
Dit betoog faalt. In het door appellanten overgelegde tegenadvies van 7 september 2005 van architect ir. M. de Zeeuw wordt gesteld dat een dakkapel op de in het bouwplan voorziene plaats in het dakvlak anders dan in het welstandsadvies staat vermeld tot de mogelijkheden moet behoren. Hetgeen dienaangaande in het tegenadvies staat vermeld, komt er evenwel op neer dat de in de welstandsnota voorgeschreven afstand van een dakkapel tot de dakvoet niet wordt gevolgd. Nu de welstandsnota evenwel als uitgangspunt voor de toetsing heeft te gelden, kan aan het tegenadvies niet dat gewicht worden toegekend dat appellanten daaraan toegekend wensen te zien. De rechtbank heeft hetzelfde geconcludeerd.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk                           w.g. Van Heusden
Lid van de enkelvoudige kamer             ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007
163