ECLI:NL:RVS:2007:BA3789

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605790/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake eigendom van gemeenschappelijke gronden en bouwplan

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 april 2007 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 2 augustus 2006. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], die de herziening vroeg op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De eerdere uitspraak had betrekking op een geschil tussen [partij A] en [partij B] enerzijds en het college van burgemeester en wethouders van Westerveld anderzijds, waarbij de rechtbank Assen op 28 september 2005 het beroep van de partijen ongegrond had verklaard. De Afdeling vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep van de partijen gegrond, waarbij het besluit van het college van 14 september 2004 werd vernietigd voor zover het bezwaar van de partijen niet-ontvankelijk was verklaard.

Tijdens de zitting op 20 februari 2007 is het verzoek behandeld. De Afdeling overwoog dat de herziening niet bedoeld is om een geschil opnieuw aan de rechter voor te leggen, maar om onherroepelijke uitspraken te herzien op basis van nieuwe feiten of omstandigheden. De verzoeker stelde dat de eerdere uitspraak ten onrechte uitging van de eigendom van de gemeenschappelijke gronden door de partijen. De Afdeling concludeerde echter dat de aangevoerde argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden betroffen die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Afdeling wees het verzoek tot herziening af, waarbij ook werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden voor herziening en de beperkingen van het rechtsmiddel, waarbij de Afdeling de eerdere uitspraak handhaafde en het verzoek afwees.

Uitspraak

200605790/1.
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2006, in zaak no. 200509193/1.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 2 augustus 2006, in zaak no.
200509193/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Assen van 28 september 2005 in zaak no. 04/984, 04/1011 en 04/1012 vernietigd, voor zover daarbij het beroep van [partij A], wonend te [woonplaats], en [partij B], wonend te [woonplaats] (hierna: [partijen]) ongegrond is verklaard, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover dit is ingesteld door [partijen], en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westerveld (hierna: het college) van 14 september 2004 vernietigd, voor zover daarbij het bezwaar van [partijen] niet-ontvankelijk is verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 2 augustus 2006 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 februari 2007, waar verzoeker in persoon is verschenen.
Voorts zijn verschenen het college, vertegenwoordigd door J. Kamping, en [partij A] in persoon, bijgestaan door mr. C. Lubben.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.    In zijn verzoekschrift stelt verzoeker dat, anders dan waarvan in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2005 is uitgegaan, [partijen] niet voor 1/70e deel eigenaar zijn van de gemeenschappelijke gronden welke grenzen aan het perceel waarop het bouwplan is voorzien.
2.3.     Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het middel biedt een partij derhalve niet de mogelijkheid argumenten die in de eerdere procedure naar voren zijn gebracht of hadden kunnen worden gebracht, alsnog naar voren te brengen. De vraag of [partijen] eigenaar zijn van de gemeenschappelijke gronden, welke grenzen aan het perceel waarop het bouwplan is voorzien, is in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 28 september 2005 uitdrukkelijk aan de orde geweest. De Afdeling stelt vast dat hetgeen verzoeker aan de orde stelt, geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, maar is bedoeld om de discussie over feiten en omstandigheden die bij verzoeker voor de uitspraak van 28 september 2005 bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn, te heropenen.
2.3.    Voor zover daarom is verzocht, ziet de Afdeling evenmin reden om tot vervallenverklaring van de uitspraak over te gaan. Vervallenverklaring is een buitenwettelijk middel dat slechts in zeer bijzondere gevallen wordt gehanteerd. Zodanig bijzonder geval doet zich hier niet voor. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat, hoewel [partijen] niet voor 1/70e deel eigenaar zijn van de gemeenschappelijke gronden welke grenzen aan het perceel waarop het bouwplan is voorzien, dit er, gelet op het gebruiksrecht dat zij op deze gronden hebben, bezien in samenhang met het bepaalde in artikel 7, vierde lid, van de statuten van de Coöperatieve Vereniging "Bungalowpark de Oude Willem" U.A., niet aan in de weg staat om hen als belanghebbenden bij het betrokken besluit aan te merken.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel                  w.g. Roelfsema
Voorzitter                   ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007
17-444.